Raymond Moulaert | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Raymond Auguste Marie Moulaert | |||
Geboren | 4 februari 1875 | |||
Geboorteplaats | Stad Brussel | |||
Overleden | 18 januari 1962 | |||
Overlijdensplaats | Ukkel | |||
Land | België | |||
Werk | ||||
Genre(s) | symfonische muziek, HaFaBramuziek, kerkmuziek, vocale muziek, pianomuziek | |||
Beroep | componist, muziekpedagoog, pianist | |||
Instrument(en) | piano | |||
Invloed(en) | Arthur De Greef, Edouard Samuel, Joseph Dupont en Edgar Tinel | |||
(en) Discogs-profiel (en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Raymond Auguste Marie Moulaert (Brussel, 4 februari 1875 – Ukkel, 18 januari 1962) was een Belgisch componist, muziekpedagoog en pianist. Ook zijn zoon Pierre Moulaert (1907-1967) was muzikaal bezig als componist, muziekpedagoog, muziekcriticus en violist.
Moulaert studeerde van 1890 tot 1898 aan het Koninklijk Conservatorium van zijn geboortestad bij Gustave Léon Huberti (muziektheorie, theoretische harmonie) , Joseph Dupont (harmonie), Arthur De Greef (piano) en Edgar Tinel (contrapunt en fuga). Vervolgens werd hij docent aan zijn Alma Mater voor harmonie, voor orgel (1903) en van 1927 tot 1940 docent voor contrapunt.
Daarnaast was hij van 1898 tot 1912 repetitor en pianist bij de Koninklijke Muntschouwburg. In 1903 bekwam hij een eervolle vermelding in de Prix de Rome met zijn cantate La Chanson d'Halewyn op een tekst van L. Solvay. Moulaert was al voor 1913 in het secundaire muziekonderwijs werkzaam als leraar aan de Gemeentelijke muziekschool Sint-Joost-ten-Node en van 1913 tot 1938 als directeur van de Gemeentelijke muziekschool in Sint-Gillis. Als apotheose van zijn pedagogische werkzaamheden kan beschouwd worden, dat hij van 1939 tot 1943 docent harmonie en compositie aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth was.
In 1955 werd hij lid van de Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. In 1958 werd hij bekroond met de vijfjaarlijkse prijs van de Belgische regering voor zijn totale oeuvre.
Aanvankelijk was zijn werk impressionistisch van stijl, maar later modern van structuur. Voor orkest schreef hij op een Bartókiaanse manier, waarbij hij graag variatietechnieken binnen de strikte vormen gebruikte.