HOOFDSTUK IV. MIDDELEEUWEN

476-1450
Karel de Grote in de Kroniek van Ekkehard van Aura (omstreeks 1113, Cambridge Corpus Christi).

.

Ik had nog maar korte tijd de leiding van het Frans geschiedkundig museum bij de Archives Nationales toen ik een brief kreeg met de vraag: 'Zoudt u mij de exacte datum kunnen geven van het verdrag dat officeel een einde maakte aan de middeleeuwen?' Daar kwam nog een vraag bij: 'In welke stad kwamen de gevolmachtigden bij elkaar die dit verdrag voorbereidden'?

Régine Pernoud', een Franse mediëviste in: De Middeleeuwen. Een herwaardering.

.

Tijdsband

.

♥ B. WYDOOGHE PERIODISEERT DE MIDDELEEUWEN, 6 MIN.

.

De Middeleeuwen vormen in de Westerse geschiedschrijving een periode van ongeveer duizend jaar. Grofweg zijn ze te periodiseren van 500 tot 1500, zo leren de schoolkinderen. Tien millenia liggen er tussen de Antieke oudheid en de Renaissance. Ondanks het feit dat sommige historici bezwaren opperen tegen de term (omwille van de vooroordelen die er aan kleven en dat de term pas na deze periode tot stand kwam) is ze niet weg te denken in het historische debat of in de geschiedenisboeken. Niettemin kan er in een periode van duizend jaar geen coherentie zijn: dé Middeleeuwen bestaan niet. Daarom delen historici de periode in sub-periodes in: de Vroege Middeleeuwen, de Hoge Middeleeuwen en de Late Middeleeuwen. De logica achter deze klassieke indeling ontgaat me en is weinig functioneel. Ik leg uit waarom.

.

Sommige historici drukken zich liever exacter uit en laten de Middeleeuwen beginnen bij van het Edict van Milaan (313), de erkenning van het Christendom. Populairder is de Val van het West-Romeinse Rijk als Odoaker, opgegroeid in het midden van Atilla de Hun (maar geen Hun is) omstreeks 470 de Germaanse troepen in het Romeinse leger aanvoert en in 476 de veertienjarige Romulus Augustulus afzet en de macht grijpt. Laat ons eerlijk zijn. Dit jaartal is eveneens arbitrair: in onze regio gingen de Romeinse nederzettingen of forten zoals het fort Oudenburg al eerder verloren. Een ander moment dat in aanmerking komt is 525 als Dionysius Exiguus er in slaagt om de christelijke jaartelling in te voeren. De geboorte van Jezus is de markering, die velen onder ons aannemen zonder te weten waarop de jaartelling is gebaseerd. Vijf jaar na de val van het West Romeinse rijk bouwt de Salische Frank Clovis aan het Frankische rijk. Tussen 481 en 511 verslaat hij de Alemannen, rekent hij af met de Gallo-Romein Syagrius en krijgt hij grip op de Bourgondiërs. Zijn chroniekschrijver? Gregorius van Tours.

.

Wij verdelen die duizend jaar die daarop volgen in zes fasen, te beginnen bij de duistere Middeleeuwen. Ook dat is een naam die sommige historici contesteren. We gebruiken de naam omdat ze aangeeft dat er weinig geschreven materiaal is in deze periode. In deze dagen is de band met de Noormannen vriendschappelijk, die met de Islam daarentegen is vijandelijk (na de dood van Mohammed in 632 verbreidt de Islam zich snel) voor zover archeologische vondsten dit tot op vandaag laten uitschijnen. Daarna volgt een periode die de Franse historicus Jean-Jacques Ampère introduceerde als de Karolingische Renaissance, evenzeer een gecontesteerde term. (Even ter zijde: wat kunnen historici lastige mensen zijn). We laten deze periode duren tot de de vroege Vlaamse graventijd - omstreeks 860 - dan worden de vijandelijkheden van de Noormannen intenser en bitser. Het is een reactie op de expansiepolitiek van Karel de Grote en uiteindelijk dankt Vlaanderen er zijn ontstaan aan. Eenmaal die strijdbijl met de Denen, de Zweden en de Noren begraven is, volgt er een vierde periode: twee eeuwen vol kruistochten. Tijdens deze kruistochtperiode nemen Vlaamse, Franse en Engelse ridderslegers het op tegen de Islam die sinds de zevende eeuw een enorme veroveringsgodsdienst is en de vroege christelijke gebieden bezet. Intussen zijn ze tot in Spanje, Portugal en Frankrijk doorgedrongen. Deze periode start (ja, natuurlijk is het een Eurocentrisch perspectief... ook dat is weer een commentaar op dit schrijven) bij de oproep tot de eerste kruistocht in 1095 en eindigt met de val van Akko, twee eeuwen later. Kort daarop ontstaat wat Barbara Tuchman de waanzinnige veertiende eeuw noemt in haar gelijknamige boek. Voor Vlaanderen volgt een eeuw van oorlog, pest en andere gruwel met de Guldensporenslag in 1302 als roemrijk hoogtepunt en de slag bij Westrozebeke als een dieptepunt waarover graag gezwegen wordt. Op het einde van die eeuw huwt Margaretha van Male (dochter van een gehate vader die aanvankelijk in de Kortrijkse gravenkapel zou worden begraven) met de Bourgondische vorst Filips de Stoute en loodst zo de de dynastie van de Bourgondiërs Vlaanderen binnen, het is de laatste Middeleeuwse fase, die Johan Huizinga in 1919 als de 'herfstij der Middeleeuwen' zou omschrijven.

.

Het einde der Middeleeuwen is evenmin eenduidig. Populair is het moment dat het buskruit een einde maakt aan het Middeleeuwse leven van ridders en burchten. Ridders worden verdreven door de haakbus en de musketiers, burchten en kastelen ontwikkelen zich tot vestingen. In dat geval duren de Middeleeuwen in Japan tot 1542 als de Portugezen er de musketten introduceren: het is het einde van de samoerai. Don Quichot zoals beschreven door Miguel de Cervantes geldt als laatste ridder. Buskruit duikt in de Duitse gebieden op in de 14de eeuw, haakbussen begin 15de eeuw. Met de val van het Oost-Romeinse rijk in 1453, de vinding van de boekdrukkunst omstreeks 1450, de ontdekking van Amerika in 1492 en de komst van het Protestantisme in 1517 zijn de Middeleeuwen als tijdvak definitief voorbij.

Inleidend

.

♣ KLIK HIER VOOR DE POWERPOINT DIE BIJ DE LES HOORT.

.

Johan Huizinga

Johan Huizinga (rechts) (1872-1945) is de grondlegger van de cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis. Zijn Herfsttij der Middeleeuwen (1919) maakte hem wereldberoemd. In 1935 volgde In de schaduwen van morgen. Daarin werkt hij zijn Brusselse voordracht van 8 maart 1935 verder uit. Het is een analyse van de culturele en maatschappelijke situatie van het interbellum met de bekende openingszin: Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken. De foto is in Leiden genomen. Is online te lezen.

.

Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tusschen leed en vreugde, tusschen rampen en geluk scheen de afstand grooter dan voor ons; al wat men beleefde had nog dien graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, dien de vreugd en het leed nu nog hebben in den kindergeest. Elke levensgebeurtenis, elke daad was omringd met nadrukkelijke en uitdrukkelijke vormen, was getild op de verhevenheid van een strakken, vasten levensstijl. De groote dingen: de geboorte, het huwelijk, het sterven, stonden door het sacrament in den glans van het mysterie. Maar ook de geringer gevallen: een reis, een arbeid, een bezoek, waren begeleid door duizend zegens, ceremonies, spreuken, omgangsvormen.

.

.

♠ BEELDFRAGMENT WILLEM OTTERSPEER VRAAGT ZICH AF HOE JOHAN HUIZINGA TE LEZEN

.

♠ BEELDFRAGMENT WAAROM JOHAN HUIZINGA EEN PESSIMIST IS


.

.

Duistere Middeleeuwen (476-759)

.

.

.

De Karolingische renaissance (759-860)

.

.

.

De graven worstelen met de Vikingen (860-1095)

.

.

.

De graventijd tijdens de kruistochten (1095-1291)

.

.

.

De waanzinnige veertiende eeuw (1291-1384)

.

.

.

De Bourgondiërs (1382-1500)

.

.

.

♥ B. WYDOOGHE LEIDT DE MIDDELEEUWEN IN MET REGINE PERNOUD, 9 Min.


.

.

De donkere Middeleeuwen

De 15e-eeuwse tekening toont de bisschop van Reims die Clovis de teruggave van de Vaas van Soissons smeekt. De details kloppen niet: Remigius vraagt persoonlijk de vaas, geen afgevaardigde en vooral, de Franken dragen laat-middeleeuwse kledij en slagzwaarden in plaats van hun strijdbijlen.

.

Vijfde eeuw na 476

Vijf jaar na de val van het West Romeinse Rijk is Europa verkaveld tot deze constellatie.

.

Het Frankische territorium in Gallië breidt onder Clovis gevoelig uit. Clovis deelt zijn macht met verwante leiders van naburige Salische stamgroepen. Clovis bouwt samen met zijn echtgenote Clothilde die hem tot het christendom wil bekeren (in 496 en in 506) een rijk uit en consolideert zijn macht in Noord-Gallië met Parijs als zijn residentie en het Seinedal als Merovingisch machtsgebied. Let op de gebieden van Midden Duitsland, de Saksen en de Friesen. Die blijven zelfstandige rijken tot de achtste eeuw, als Karel Martel en zijn opvolger Pepijn de Korte de Engelse missionaris Bonifatius (672-754) steunen in zijn agressieve missionering. Samen met zijn gewelddadige tijdgenoot Willibrordus (658-739) staat hij in voor de tweede missioneringsgolf vanuit Ierland en Engeland naar het vasteland. Als ze erin slagen om deze buurvolkeren te bekeren tot het Christendom, zal het Frankische rijk uitbreiden of zullen de onzekere relaties stabiliseren. Dat is de redenering van Karel en Pepijn, ze gebruiken godsdienst als smeermiddel om hen in het rijk binnen te loodsen. Bonifatius geniet bij zijn brutale missionering soms geen militaire bescherming. Bij Dokkum vermoorden de Friezen hem in 754. De betekenis van Bonifatius is dat hij, sinds Clovis Rome opnieuw lieert aan de Franken, een link die de westerse geschiedenis zal domineren.

.

De vijfde eeuw kenmerkt zich door de definitieve ondergang van het West-Romeinse Rijk, een oorzaken daarvan, de volksverhuizingen houden tot de zesde eeuw aan. Het ontstaan van de feodaliteit vindt zijn oorsprong in het feit dat de Romeinen de veiligheid niet meer kunnen garanderen. Landsheren, 'ridders' en roofridders nemen die taak over, binden landbouwers en horigen aan hen in ruil voor bescherming en veiligheid. Zo komen deze ridders aan het hoofd van wat men later de feodale piramide noemt. De macht van de feodale heren is recht evenredig met hun vazallen (boeren, leenmannen) die ze mobiliseren. Deze onderdanen zijn krijgsdienst verschuldigd (heerban of landwere). Pas veel later komen de stedelijke milities. ♣ In de West-Europese Romeinse kolonies verdwijnen de pleziertuinen wegens hun associatie met de degeneratie van het Romeinse heidendom. Bloemen zijn niet langer aanwezig in het dagelijkse leven. Hun esthetische functie beperkt zich tot het kerkaltaar of in een kloostertuin waar ze hun praktisch nut als medicijn tonen. Wanneer pakken de Europeanen deze liefde voor de bloem opnieuw op? De grafcultuur van de Merovingers (genoemd naar Merovech, de stichter van deze Frankische dynastie) toont de mix: ze hebben Romeinse en Germaanse kenmerken.

.

.

476

.

.

.

477

.

.

480

.

.

.

481

.

.

.

486

.

.

.

488

.

.

489

.

.

493

.

.

496

.

Kijken

.

.

Zesde eeuw (501-600)

De Hagia Sophia is een voormalige kathedraal (537-1453) en moskee in de Turkse stad Istanboel en geldt als een van de grootste architectonische prestaties uit de oudheid. Tegenwoordig is het een museum.

.

In de zesde eeuw gaan in het Westen - ondanks de opkomst van de Benedictijnenorde - de schrijf-, dorps- en stadscultuur verloren. De enige steden zijn bisschopssteden. Het gemeenschapsleven organiseert zich rond boerderijen waar grondbezit weinig tel heeft. Het plattelandsleven is ofwel gevaarlijk, omdat er weinig ordehandhaving is ofwel democratisch wegens het gebrek aan 'eigendom'. Het boslandschap breidt uit. In het Christendom komt er een scheuring tussen de Kerken in het Westen en die in het Oosten. Vooral in het Oosten lijkt het nieuwe geloof een succes. Halverwege de eeuw zijn er ver in Azië bloeiende aartsbisdommen in de steden Basra, Mosul en Tikrit. Hun gemeenschappen zijn succesrijker en groter dan die in het Westen. Dat we dit vergeten zijn, heeft te maken met de dominantie van Mohammed (570-632). Die broedt op een nieuw geloof: de islam, een woord dat verwijst naar 'veiligheid' en 'vrede'. De Islam die met het Christendom zijn oudtestamentische oorsprong deelt, reageert op het Christendom dat niet meer aangepast is aan de tijd. De Germaanse invallen (met een hoogtepunt in 476) en de komst van de builenpest in 541 - twee grote rampen - doen het orale domineren en vervangen de schrifttraditie. Mohammed is een analfabeet. Op de akkers zijn geen boeren meer te bekennen, in de steden sterven de consumenten uit. Vertellen bij het kampvuur zorgt voor kennisoverdracht, niet het schrift. De kerk ziet zich genoodzaakt om het tweede gebod met de voeten te treden. 'Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel er niet voor neer en ver eer ze niet' zo schrijft Exodus 20.4-5. De beeldcultuur biedt een alternatief tot samenhorigheid en Paus Gregorius I (ca. 540-604) is aan het eind van de zesde eeuw een pleitbezorger voor de beeldende kunst. Volgens hem verschilt de beeldaanbidding van het leren van beelden. 'Beelden zijn verhalen over wie en wat we moeten aanbidden. Beelden zijn de taal van de ongeletterden' die hij voor zijn kar wil. Zo ontwikkelt het christendom zich tot een theaterreligie met altaarstukken en drieluiken, badend in een kathedralenakoestiek met standbeelden die processies op praalwagens elke plek bereiken. De privésfeer neemt de beeldtaal over en huizen worden kleine kerken vol thuisdevotie.[1]

.

.

♠ BEELDFRAGEMENT: BESTOND KONING ARTHUR?

.

.

Ca. 500

.

.

506

.

.

507

.

.

511

.

.

.

523

.

.

525

.

.

527-565

.

.

529

.

.

.

531

.

.

532

.

.

537

.

.

.

539

.

.

541-545

.

.

546

.

.

547

.

.

550 (ca.)

.

.

563

.

.

567

.

.

568

.

.

.

570

.

.

577

.

.

586

.

.

590

.

.

Ca. 600

.

.

.

Kijken

.

.

Zevende eeuw (601-700): de eeuw der heiligen

Het Pantheon verwordt tot een christelijke kerk in de zevende eeuw. De koepel van het station Antwerpen Centraal is op deze architectuur gebaseerd.

.

In de zevende eeuw onderscheiden drie machtsblokken zich. Door hun polarisatie en het zoeken naar identiteit: 1. promoveert de Oost-Romeinse keizer Heraclius het Grieks tot de taal van het rijk. De Latijnse traditie gaat er verloren en de hellenistische blik richt zich op Azië. 2. In het Westen gebeurt het omgekeerde, het Grieks verdwijnt, het Latijn en de volkstalen gaan domineren. 3. Beide culturen vervreemden van elkaar en in dat vacuüm ontstaat de Islam.[6] In het decennium tussen 622 en 632 verenigt Mohammed de muzelmannen in één religie. Ze veroveren gebieden in het Oosten en langs de Middellandse zee. In het Oosten roept het weerbare Constantinopel hen halt toe, in het Westen trekken ze zich na de Slag bij Poitiers (732) terug ten zuiden van de Pyreneeën. In dat Europa zijn de stichtingen van kloosters verantwoordelijk voor het kopiëren en het bewaren van de Bijbelse teksten. Ze beschermen het intellectuele leven, bedreigd door de schriftloze en vaak nomadische 'barbaren' zoals de Moslims en de Vikings. Dagobert (611-639) steunt de missionering. Het is de 'eeuw der heiligen', verwijzend naar de kerstende missionarissen: Sint-Elooi (Scheldestreek en Snellegem), Sint-Lambertus (Maasstreek), Sint-Amandus (van Gent tot Maastricht). Sint-Hubertus is bisschop van Maastricht en Luik. De latere Karolingers zullen de kerstening gebruiken om de oprukkende Islam tegen te gaan. Islam betekent onderwerping aan God. ♣ Vanaf deze eeuw onderwerpen ze de Middellandse zeegebieden, waaronder ook Spanje en Portugal aan hun invloedsfeer. Hun tuinarchitectuur inspireert zich op het hiernamaals en op de Koran. Andalusië beleeft een culturele bloei en in de centrumstad Cordoba zorgen kanalen en fonteinen voor een doordachte tuinarchitectuur. Op de Patio de los Naranjos sluiten 856 zuilen aan op sinaasappelbomen waar gelovigen zich ritueel reinigen. Omdat God de natuur van bovenuit aanschouwt, liggen de bloemperken in Sevilla en Granada lager dan de wandelpaden. Zo lijken ze Perzische vloertapijten. En bij de waterpartijen kijken Moslims evenmin naar boven om god te ontmoeten. Het water toont de hemel op aarde, zoals in de Patio de la Acequia. Deze besloten tuin rond een langwerpige vijver ligt bij de Escalera del Agua met trapleuningen waarlangs het water stroomt. We bevinden ons in het Alhambra (Granada) een slot van de Nasridendynastie (1231-1491). De fontein met marmeren leeuwen in de Patio de los Leones is een verlengde van het koninklijke buitenverblijf, het hemelse Generalife uit de dertiende eeuw met uitzicht over de beneden- en boventuinen. De Patio de los Cipressos is een geheime plek voor de sultana en haar minnaar. Symmetrie is de perfecte klassieke kruislingse verdeling uit de Charbagh: de vierdelige Korantuin. In het Perzisch staat chār voor vier en bāgh voor tuin. Bruggen en stromend water verbinden de delen. Mohammed heeft het over vier rivieren: één van water, één van melk, één van wijn en één van honing. Dit soort tuinen bestaan nog in Iran, Pakistan en India.

.

.

609

.

Het Pantheon is een christelijke kerk.

.

610

.

(Ca.): Na een visioen - een reeks openbaringen of een stem in zijn hoofd - start de profeet Mohammed de Islam te prediken. De verzen die hij opzegt in naam van de Almachtige, krijgen later in de tweede helft van de eeuw een schriftelijke neerslag in een tekst: de Qur'an. Net zoals de vroege Christenen waarschuwt hij voor de Apocalyps. Het einde der tijden is nabij en zijn prediken zijn niet ver gezocht, ze verwijzen naar een samenleving onder druk. De Romeins-Perzische oorlogen zorgen voor verwarring en traumatisering, de handel in en luxeproducten en militaire attributen stokt. Zadels, laarzen, riemen en schilden worden schaars. De Perzen en de Romeinen speelden eeuwenlang de lokale rivaliteiten van de hen omgevende (nomadische) stammen uit door hen geld toe te stoppen of hen met patronage te bevoordelen. Nu dit door de oorlogen niet langer het geval is, nemen de stammen het touw in eigen handen. Het spreekwoord 'twee honden vechten om een been, een derde lopen er mee heen' kent hier mogelijks zijn oorsprong. In hun zoeken naar een identiteit, eenheid en een taal, vinden ze in de Islam het bindingsmiddel die hun overeenkomsten meer benadrukt dan hun verschillen. De Christenen en de Joden steunen hen hierin.[7] Het is Mohammeds geniale vondst geld, buit en eigendom te koppelen aan de spiritualiteit. Godsvruchtigen, avonturiers of opportunisten zich die goederen toe-eigenen van niet-gelovigen, kunnen ze behouden. Wie de leer van de heer omhelst, ontdekt de vruchtbaarheid van zijn tuin en akker. Het graan groeit er weelderig, in tegenstelling tot wie dat niet doet. Daar verdort de oogst. De geestelijke verlossing gaat hand in hand met de economische cadeaus. Mohammed belooft de stammen Paradijstuinen met vruchten en water dat niet bederft, met smakelijke wijnstromen en rivieren van geklaarde honing.[8] Wie niet gelooft wacht een eindeloze kwelling en de uitzetting van het land. Hoe vroeger de bekering, hoe groter de buit. Het systeem van Mohammed lijkt een piramidespel en haalt haar jackpot bij de verovering van de Perzische hoofdstad Ctesiphon nabij Bagdad in 637 door het Arabische leger van Sa'd ibn Abi Waqqas.

.

619

.

Perzië richt zijn pijlen op het Oost-Romeinse rijk. In 614 stelen ze (stukken van) het ware kruis van Christus uit Jerusalem en in 619 valt Egypte, de Romeinse graanschuur in hun handen. In 626 staat het Perzische leger voor de muren van Constantinopel. De stad kruipt dankzij zijn massieve muren door het oog van de naald.

.

622

.

Een zeventiende-eeuwse kopie van een veertiende-eeuws werk van Al-Biruni dat de profeet Mohammed illustreert. Mohammed zorgt voor de politieke en religieuze eenwording van de Arabische gebieden en na zijn dood veroveren en islamiseren de Kaliefen gebieden buiten Arabië. Hun succes is te danken aan de oorlogen tussen het aftakelende Oost-Romeinse rijk en de uitgeputte Perzen. De snelheid en de consequenties van de Turkse veroveringen zijn vergelijkbaar met de strooptochten van Atilla de Hun in Europa, twee eeuwen eerder.

Mohammed vlucht uit Mekka, zijn geboortestad naar Jathrib, het latere Medina. Het is de aanvang van de tijdrekening van de Islam. Hier geven zijn preken de aanzet tot de nieuwe cultus.

.

628

.

Na een bedevaart naar Rome krijgt de Aquitaniër Sint-Amandus in Frankrijk de titel van missiebisschop en start zijn kerstening van Vlaanderen langs de oevers van de Schelde (Gent) en Leie (Kortrijk). Na veel tegenslag sticht hij kerken en kloosters.

.

In de komende vier jaar vervalt het eeuwenoude Perzische rijk tot anarchie. Van de ineenstorting maakt Mohammed een expansie. De Perzische steden zijn het niet gewoon zichzelf te verdedigen. Bij de minste druk bezwijken ze. De Romeinen veroveren Jerusalem in 629 en verliezen het op de Moslims voor 632 (niet in 638, zoals vaak beweerd wordt). Dan hebben de Turken Jeruzalem, de heilige stad in handen. Rome en Perzië reageren laat op deze dreiging.

.

632

.

.

635

.

.

.

636

.

.

638

.

.

639

.

.

.

641-660

.

.

642

.

.


650

.

657

.

.

663

.

.

670

.

.

Ca. 672

.

.

675

.

.

676

.

.

Voor 684

.

.

688

.

.

689

.

Hofmeier Pepijn II verslaat de Friezen bij Dorestad en palmt het zuiden van de Rijn in. Willibrordus kan er zijn missie uitbouwen. Zijn uitvalsbasis is Utrecht. Radboud en de opstandelingen trekken zich in het noorden terug.

.

694

.

.

698

.

.

Kijken

.

.

Achtste eeuw

.

Alcuinus (midden), gesteund door de schrijver van natuurhistorische teksten Rabanus Maurus (ca. 780-856), draagt zijn werk op aan aartsbisschop Otgar van Mainz. Alcuinus van York (York ca. 735 - Tours 804) was een Angelsaksische schrijver uit de achtste eeuw, leermeester en raadgever van Karel de Grote. Hij is bekend als Alcuinus van Tours, waar hij abt werd en overleed. ‘In het begin was het Woord.' Dit is de aanhef van het Johannesevangelie dat verbinding tussen het Christendom en ‘het boek’ en de geschreven cultuur duidelijk maakt. Karel De Grote en Alcuinus zijn zich daar erg van bewust. Zijn eerbied én bezorgdheid voor het correct schrijven en het correct spreken maken deel uit van zijn politiek. Die zet de relatie tussen bestuur en kennis centraal door het bewaren, het vernieuwen en het versterken van de kennis. Bewaren: Bijna de alle klassieke manuscripten die we vandaag kennen, nemen de Karolingische kopiisten onder handen: handboeken over landbouw en geneeskunde, klassiek auteurs zoals Cicero en Vergilius, Augustinus en Hiëronymus. Vernieuwen: Om de schrijfsnelheid op te drijven ontwikkelden ze de Karolingische minuskel. Versterken: opgeleide leerkrachten hebben oog voor tekstkritiek. In voorgaande eeuwen permitteren monniken en kopiisten zich bijwijlen een eigen interpretatie als ze de gewijde originelen overschrijven. Onder Karel dient elke abdij, elke kerk en elke parochie zich te voorzien van betrouwbare teksten en degelijk onderwijs. Aken, Luik, Sankt Gallen, Tours, Laon, Reims, Salsburg en Metz ontwikkelen zich tot geleerde centra. Even voorbijgaand aan verschil tussen het wettelijke en werkelijke land, is Karels onderwijs en de Karolingische renaissance, niet te loochenen. Hun tekstkritiekmethode is tot op heden belangrijk. Als woorden verschillende interpretaties kennen, leidt dit tot spraakverwarring en polarisatie. Daarom vinden Karel en zijn hofhouding dit zo belangrijk. Correcte taal unificeert, brengt mensen samen en organiseert de gemeenschap. Het brugje naar het heden is snel gemaakt. De taalarmoede, de neergang van het taalonderwijs bij, het feit dat Brussel en Antwerpen bijna tweehonderd verschillende talen spreken, schepen een onzeker en onverdraagzaam klimaat waarin fake news en radicalisering graag gedijen.

Vanaf 700 is er de introductie van de zandloper en bereikt de stijgbeugel, een Chinese uitvinding Europa. De Hunnen gebruikten ze al eerder. De Islamveroveringen dringen door tot op het Iberische schiereiland (Portugal en Spanje). De druk op het Visigotische koninkrijk doet de Franken Noordwaarts trekken tot in het relatief onbevolkte Vlaanderen. De zee trekt zich terug en er is plaats. De woorden 'Floem' en 'Flam' duiken op. Flam is een kunstmatige heuvel te midden van moerassen vol aanspoelend en wegtrekkend zeewater. 'Fleming' is Frankisch voor de bewoonde kust tussen Brugge en Calais.

.

.

Aanloop tot de Karolingische Renaissance

.

Tussen 700 en 730 is de evangelisatie van deze streken door Schotse, Ierse en Franse monniken een feit. Sint Lucas speelt in dit verhaal een prominente propaganda rol. Kunstenaars maken christelijke kunst en verbeelden het heilige voor wie noch kan lezen noch schrijven. Een apocrief vertelt hoe Lucas bij het schilderen van Maria met blindheid geslagen is. Desondanks voltooit hij het werk en toont hij het nageslacht de maagd. Lucas is de tussenpersoon in een schilderij van god. ♣ De kunstheilige symboliseert de samenhang of de tegenstelling tussen beeld en woord. Kunst versus kennis of kunst in samenhang met kennis, het is de eeuwige discussie, beeldtaal en woordtaal. Op dit moment in de geschiedenis zijn de tegengestelden dialectisch complementair en rijzen ze als gevlochten twijgen in de religieboom naar de hemel. Over de beeldtaal voorlopig geen kwaad woord, dat komt nog. In het beeld vinden ongeletterden het verborgene. Voor geletterden is het beeld een exegetisch en heuristiek hulpmiddel. Een eeuw eerder al berispte bisschop Serenus van Marseille (+604) de vernietiging van beelden. Op het einde van de eeuw verschijnt in het Zwitserse Sankt Gallen een klooster met een tuin. De kruidentuin is er nog, monniken verbouwen er net zoals toen tijm, venkel, munt, absint en selderij. Zouden er ook bloemen hebben gestaan?

.

705-709

.

Arabische Moslims hebben Noord-Afrika in hun macht.

.

Ca. 706

.

De missionaris Sint Lambertus wordt vermoord in Luik.

.

708

.

De rond 700 gestichte geestelijke gemeenschap start onder leiding van de heilige Aubert, bisschop van Avranches, de bouw van een gebedshuis op een rotspunt dicht bij de kust: de Mont Saint-Michel.

.

711

.

Een tweede Moslimaanval door Islamistische Arabieren vanuit Noord-Afrika op het Iberisch schiereiland. Een leger van zevenduizend 'muzelmannen' verovert via Gibraltar de steden Sevilla, Cordoba en Toledo. In acht jaar tijd verovert het kalifaat der Omajjaden wat we nu Spanje en Portugal noemen die sinds de vijfde eeuw door de Visigoten (met als hoofdstad Toledo) bewoond zijn, nadat de Franken hen verdreven uit Frankrijk. De Omajjadengeneraal Tariq ibn Ziyad gebruikt de stad Ceuta als uitvalbasis voor zijn invasie. Ceuta, aan de Noord-Afrikaanse zijde van de Straat van Gibraltar, is tegenwoordig Spaans gebied en grenst aan de Marokkaanse kuststad Fnideq. Marokko beschouwt Ceuta en de oostelijke vestingstad Melilla en de Plazas de soberanía als bezet Marokkaans gebied.

.

714

.

(Ca.). Moslims bezetten Lissabon, Aragon en Catalonië. Lissabon, bijna twee millennia oud, bloeit opnieuw op tot een handelsoord. De macht van de Moslims bereikt de Pyreneeën.

.

716

.

De Friezen verzetten zich tegen de bekeringsijver van missionarissen zoals Sint-Bonifatius. Friesland, een machtig koninkrijk van handelaars en boeren, omvat een stuk van huidig Vlaanderen en grenst aan het Zwin. Willibald beschrijft hun 'woeste twist' die 'het grootste deel van de christelijke kerken' vernielt en het herstel van de heidense heiligdommen en hun afgoderij.

.

717

.

Eerste tocht van de Omajjaden over de Pyreneeën naar het Visigotische Gallië. Deze Islamitische dynastie (of clan) uit Mekka regeert sinds 661 over het Arabische Rijk. In 750 nemen de Abbasiden hun kalifaat over. Prins Abd al-Rahman I (731-788) vlucht en zet de Omajjadendynastie verder op het Spaans-Portugese schiereiland (Iberië) tot 1027.

.

719

.

De islamitische Omajjaden heersen over het Iberische schiereiland en Septimanië met Narbonne.

.

718 of 722

.

De Visigoten winnen de slag bij Covadonga. Het leidt tot oprichting van het christelijk koninkrijk Asturië.

.

727

.

Stichting van de Santo Spirito in Sassia, het eerste ziekenhuis in Rome.


.

731

.

Beda Venerabilis (+735) schrijft zijn kerkgeschiedenis van de Angelen en vermeldt dat de oude Saksen geen koning hebben. Elke stam heeft zijn hoofdman en als er oorlog op komst is, loten zij onder hen een leider. Die volgen ze tot de oorlog voorbij is, daarna hebben alle hoofdmannen opnieuw dezelfde macht.

.

732

.

De Byzantijnse keizer Leo III de Isauriër, paus van 717 tot 741 beveelt het iconoclasme en is ervan overtuigd dat de paus hem gehoorzaam moet zijn. Omdat de paus de onderwerping afwijst verovert de keizer het zuiden van Italië. De paus zoekt toenadering tot het Westen dat de optocht van de muzelmannen verhindert. Na 752 is er geen enkele paus meer van Griekse of oosterse oorsprong.

.


732-733

.

Karel Martel verslaat de Moren in de Slag bij Poitiers (of Tours) en wordt de stamvader van de Karolingers. In de Rhônevallei slaat hij diverse Moorse plundertochten af. Het dwingt de hertogen in de Provence en in Bourgondië om zijn gezag te erkennen. Het lukt hem vooral door zijn eigen cavalerie te latan afstappen van het paard en hen te laten werken met schilden en speren.

.

Het Iberisch schiereiland zal 750 jaar de moslimstaat al-Andalus zijn met als hoofdstad Cordoba.

.

Ca. 740

.

Arabieren ontdekken het geheim van de Chinese papiermakers nadat ze enkelen van hen gevangen nemen. Papier is sterker dan papyrus en goedkoper dan perkament en raakt geleidelijk in Europa bekend. Aanvankelijk door de handel met de Arabieren. Later introduceren de kruisvaarders wellicht de papiermolen die ze in Damascus leren kennen en wordt Europa zelfvoorzienend. De eerste vermelding van een papiermolen is die van Hoei, uit 1405.

.

741

.

Karel Martel (Herstal, circa 689) overlijdt. Hij gaat de geschiedenis in als hofmeier van het Frankische Rijk en de vader van de Karolingen. Hij was reorganisator van het Frankische leger en bestuur en een succesvol tegenstander van de Arabieren, de Friezen en de Saksen. Zijn macht evenaarde die van de Merovingische koningen. Zijn twee zonen erven het rijk naar Frankisch gebruik: Karloman en Pepijn de Korte.

.

747

.

Karloman trekt zich onduidelijke omstandigheden terug in een klooster en doet afstand van zijn macht.

.

751

.

Karolingische koningen regeren over de Franken.

.

753

.

Omdat de Longobarden Rome bedreigen, zoekt de Paus steun bij Pepijn de Korte.

.

754 (Ca.)

.

Heidenen slaan Bonifatius, de Angelsaksische missionaris met stokken dood bij Dokkum omdat hij hun eiken (heiligdommen) verbrandde. Deze voorchristelijke bewoners zien een eik als een heiligdom.

.

Het Oost Romeinse Rijk verliest Ravenna aan de Franken.

.

756

.

De Frankische koning Pepijn de Korte dwingt de Longobarden in Italië na twee veldtochten hun veroveringen over te dragen aan de paus. Deze 'schenking van Pepijn' legt de basis voor de Kerkelijke Staat.

.

759

.


Pepijn de Korte verdrijft de laatste moslims uit Frankrijk.

.

.

De Karolingische Renaissance (768-860)

Hrabanus Maurus (links), en van de grootste geleerden van de vroege middeleeuwen ondersteund door Alcuin (midden), geeft zijn werk aan zijn voorganger, aartsbisschop Otgar van Mainz (rechts). In de abdij van Fulda kreeg onderwijs in de traditie van Bonifatius. Hij verzamelde een groot aantal manuscripten en onder zijn invloed ontwikkelt Fulda zich tot het culturele en geestelijke centrum van het Oost-Frankenrijk. Hrabanus is een veelzijdig schrijver.

.

Onder Karel de Grote (768-814), Lodewijk de Vrome (814-840) en Karel de Kale (843-877) komt er vernieuwing in de onderwijscultuur die de Karolingische Renaissance heet. Een bloeiperiode voor het onderwijs, bibliotheken en scriptoria, de kunsten en de rechtspraak volgt in Christelijk Europa. Monniken verrichten pionierswerk als ambachtsman, in de landbouw, ze onderhouden de Latijnse liturgie en produceren boeken. Kloosters groeien uit tot landbouwcentra en ze stichten scholen als kenniscentra en leiden leerkrachten op. Zo behouden ze de Romeins-Christelijke traditie. Tijdens deze heropleving schrijft de benedictijner monnik Hrabanus Maurus (Ca. 780-856) natuurhistorische teksten.

.

768

.

Geboorte van Karel de Grote (+814), een kleinzoon van Karel Martel. Karel maakt het tot alleenheerser over de Franken. In de komende dertig jaar breidt hij zijn rijk uit, verspreidt hij het Christendom en onderneemt hij expedities naar de Pyreneeën en Spanje om er de moslims (zonder succes) te bestrijden.

.

770

.

De vroegst bewaarde Karolingische minuskel: een bijbel uit de Abdij van Corbie. Tijdens het abbiaat van Maurdramnus (772-780) ontwikkelden monniken een snelschrift. In 789 maakt Karel de Grote van de minuskel een officieel schrift.

.

774

.

.

778

.

.

781

.

.

782

.

.

785

.

In Cordoba start de bouw van de Grote Moskee waar eerder de Visigotische kerk Vincentius van Zaragoza stond, op de fundamenten van een Romeinse tempel.

.

786

.

De Franken gaan de Pyreneeën over en vallen Spanje opnieuw binnen. Het graafschap Barcelona krijgt de status van Spaanse mark van hun Rijk.

.

789

.

Vikingen in het Engelse Dorset.

.

793

.

Eerste aanvallen van Vikingschepen op Lindisfarne of beter 'The Holy Island of Lindisfarne in Northumberland', een eiland met een abdij voor de noordoostelijke kust van Engeland. Alcuinus, een hofgeleerde van Karel de Grote schrijft: 'Nooit eerder is zulke wreedheid in Brittannië gezien.' Twee eeuwen vol confrontaties met de Vikingen beginnen.[11] Voor sommige Denen eindigt de plundertocht in het bouwen van boerderijen en de kolonisatie van Engeland. Danegeld is de belasting die de bezetter eist aan de oorspronkelijke bevolking (de Engelsen en de later gearriveerde Saksen) om de plundering van hun dorpen te voorkomen.

.

796

.

De hoofdstad Aken van Karel de Grote ziet in het centrum de Paltskapel verrijzen. De stad groeit uit tot het nieuwe Rome. De Paltskapel is het oudste deel van de Dom van Aken waarmee Karel de Grote de Romeinse cultuur introduceert.

.

799

.

Eerste aanvallen van Vikingen in onze regio. Karel de Grote verdedigt de kust. Na zijn dood in 814 nemen de aanvallen toe.

.

Kijken

.

.

Negende eeuw (801-900)

Karel de Grote (geboren in 747 of 748 - Aken 814) is sinds 768 koning der Franken en vanaf 25 december 800 keizer van het Roomse Rijk. Als kleinzoon van Karel Martel krijgt hij tijdens zijn leven zijn 'grote' bijnaam. Het Frankische Rijk kent onder hem zijn grootste expansie. Zijn kroning door paus Leo III op kerstdag 800 in Rome herstelt het keizerschap in West-Europa. Karel de Grote lijkt het Europees historisch bewustzijn vorm te geven.

.

De negende eeuw kenmerkt zich door het aanbreken van de riddertijd. Ruiters met wapens krijgen status als keurtroepen. In de vroege eeuw komt het tot troebel contact tussen het hof van Karel de Grote en de Denen. Na de verovering van Saksen en Beieren verdient de Noordoostgrens beveiliging. Karel versterkt de Romeinse fortificaties in Zeeland en Vlaanderen aan de riviermondingen van de Rijn, de Maas en de Schelde. Kustwachters, wachtschepen en garnizoenen bewaken de mondingen en verijdelen de Deense raids van koning Godofrid tussen 804 en 810. Na de moord op Godofrid (uit eigen rangen) volgt een vredevolle zoon hem op. In de tweede helft van de eeuw verwoesten Noormannen de bisschoppelijke zetels in Doornik, Kamerijk en Terwaan. Benedictijnenkloosters leggen ze in as: Sint-Baafs in Gent, Saint-Géry (Kamerijk), Sint-Vaast (Atrecht) en Sint-Bertijn (Sint-Omaars). Een gevolg is dat de kloosterlijke tucht en de regel van Benedictus niet langer na te leven is. Omdat de Franse koninklijke macht in het drassige Vlaanderen beperkt is, leidt dit tot een machtsverschuiving. Kerken, abdijen en kloosters verliezen hun onafhankelijk bestaan en laten zich verdedigen door 'de' graven van Vlaanderen. De graven presenteren zich als 'lekenabt' van de abdijen terwijl monniken om te ontkomen aan de Vikingen op de vlucht gaan. In de meer dan zestig jaar tussen 820 en 883 is van de acht abten slechts één monnik.

.

.

.

BEELDFRAGMENT WIE WAS KAREL DE GROTE?

.

800

.

.

801

.

.

802

.

.

814

.

.

820

.

.

826

.

.

828

.

.

831

.

.

835

.

.

836

.

.

837

.

.

De Vlaamse kust is niet altijd een rechte lijn geweest zoals we die nu kennen. De Duinkerketransgressies beschrijven de evolutie van de kustlijn.
838

.

.

842

.

De Schelde, de Maas, de Saône en de Rhône vormen de grens tussen Lotharingen en het Franse koninkrijk. De Rijn vormt de grens tussen Lotharingen en het Duitse rijk. Gent is de grensstad tussen Lotharingen en Frankrijk.

.

843

.

.

845

.

.

846

.

.

848

.

.

Vanaf 850

.

.

.

.

851

.

.

855

.

.

.

.

.

.

.

858

.

.

859

.


.

.

De vroege graventijd (860-1095)

Boudewijn met de ijzeren arm, hier op het stadhuis van Brugge (ook op het stadhuis van Kortrijk is hij present) is de eerste graaf van Vlaanderen en de opvolger van de Harelbeekse woudmeester of forestier Odoaker. Deze Boudewijn start een dynastie die de negentiende-eeuwse schrijvers en schilders inspireert zoals Hendrik Conscience, Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach. Hun romantiek van keert terug op tientallen soortgelijke vorsten en laat de Vlaamse Beweging met de herinnering aan dit verleden samenvloeien.

.

861

.

.

862

.

.

863

.

.

.

864

.

.

.

866

.

.

867

.

.

870
Een nieuwe grens tussen Frankrijk en Duitsland.

.

.

875

.

877

.

878

.

879

.

Boudewijns heerschappij geldt aanvankelijk als hard en gewelddadig tot hij omstreeks 900 zijn positie en die van Vlaanderen veilig stelt. Hij overlijdt in 918 en ligt in de Gentse Sint-Pietersabdij.

.

.

.

.


.

.

.

.

.

Kijken

.

.

Tiende eeuw (901-1000)

Europa ontdekt de erg dodelijke kracht van de kruisboog. Het wapen wordt armborst, arbalest of voetboog genoemd. Haar nadelen zijn de nauwkeurigheid en haar bereik vergeleken met de Engelse handboog. Die laatste reikt 230 meter ver en is snel te laden. De kruisboog is een Chinese uitvinding uit de vierde eeuw v. Chr. In 1066 gebruiken de Normandiërs het bij de verovering van Engeland en in 1096 veroordeelt Paus Urbanus II de kruisboog als 'hatelijk voor God'. In 1139 verbiedt de kerk haar gebruik tegen christenen. Als het gaat om islamitische Arabieren, moslims, heidenen of Saracenen is de kruisboog geen probleem. De foto toont een 14e-eeuwse replica in het museum Emhisarc gebruikt tijdens de slag bij Crécy.
De tiende eeuw kenmerkt zich door

.

.

.

.

.

.

.

.

.

910

.

.

.

.

.

.


.

.

.

.

.

.

.

.

.


.

.

.

.

Kijken

.

.

Elfde eeuw (1001-1100)

De Carmina Burana is de vroegst bekende collectie (11de eeuw) van Latijnse goliardenliederen over wijn, vrouwen en satyren. De goliarden zijn rondtrekkende studenten met een geestelijke roeping, de opvolgers van de vaganten. De term verwijst mogelijks naar hun gulzigheid. Deze populaire vagebonden maken zich bekend doordat ze de voeten vegen aan de regel van Benedictus (standvastigheid en nederigheid). Drankgebruik, luidruchtigheid en intellectuele en maatschappijkritische debatten, muziek, jaarmarkten, dorpsfeesten en toneelspel zijn hen niet vreemd.
De wentel of spiltrap ontstaat in de elfde eeuw als kloosterlingen zich in de Nederlanden vestigen en stenen kloostertorens en burchttorens bouwen. Deze trappen maken deel uit van de torenmuur. Wenteltrappen zijn smal of van een versmalling voorzien zodat er maar een indringer tegelijk naar boven kan. Wie de versmalling verdedigt kan de eerstkomende vijand bij verrassing doden en blokkeert zo de trap. Andere voordelen: de verdediger staat hoger en kan zijn zwaard handiger gebruiken als de wenteltrap in klokrichting naar boven draait, als hij rechtshandig is tenminste. De indringer heeft last van de trappenspil en de verdediger niet.

.

In de elfde eeuw vormt het graafschap Vlaanderen zich economisch en politiek. Omstreeks de millenniumwisseling vervangt de ijzeren ploeg de houten. Het hoefijzer, de water- en windmolens breiden de menselijke en dierlijke spierkracht uit. De stijgende opbrengsten laten zich voelen in de demografie. Een bevolkingsgroei leidt tot verstedelijking en emigratie. Tegen 1050 is Vlaanderen de meest verstedelijkte samenleving in Europa met het laken als moneymaker. Een groeiende groep mensen laat zich niet langer met landbouw in en specialiseert zich als ambachtsman. In het Kortrijkse stadhuis is een brandraam te zien die deze ambachten opsomt. Het gaat om de volders, de ververs... [verder aanvullen]. Aanvankelijk zijn ze onderbetaald en vormen ze een proletarische kaste. Onderaan de sociale ladder is het voorlopig moeilijk om een vuist te maken. Dat verandert de komende twee eeuwen. Zo zal de volder Jan Heem het na de Brugse Metten tot burgemeester schoppen. De landbouwrevolutie en haar demografisch effect zijn in de Zuidelijke Nederlanden erg voelbaar. Daar, bij de Noordzee stromen talloze stromen en rivieren. Gezien die strategische ligging komt er een economische hoogconjunctuur. De lakenuitvoer gaat naar Rusland en naar de Arabieren. Tegen het einde van de eeuw is Vlaanderen één van de rijkste regio's in de omgeving. Met dank aan het zwakke Franse gezag dat er tot de twaalfde eeuw niet in slaagt om de Vlaamse zelfstandigheid in te perken. De kerk voltrekt haar hiërarchische organisatie in bisdommen, aartsdiakonaten, dekenijen en parochies. Vorsten verzekeren via de Godsvrede veiligheid, orde en rust. Wie ertegen zondigt gaat ter penitentie op bedevaart naar Santiago de Compostella, Rome of Jerusalem en financieren zo de bouw van kerken, kathedralen en hospita langs de pelgrimswegen. De mobiliteit vergemakkelijkt met de uitvinding van de vierwielige kar met een meervoudig gespan. Transport over land vereenvoudigt. Een handelaar voert dagelijks ruim een halve ton graan tot veertig kilometer ver. Landsheren en ridders die op het einde van de eeuw hun domein verlaten voor een kruistocht, laten het namens de Godsvrede zorgeloos achter. De godsvrede met een thuisgebleven rivaal schept rechtszekerheid in plaats van het veterecht. Niettemin ontwikkelt de Ars Amatoria zich, de kunst van het liefhebben op basis van Ovidius' geschriften. De afwezige ridder weze gewaarschuwd!

.

.

Ca. 1000

.

.

.

1007

.

1008

.

1018

.

1029

.

1031

.

FRAGMENT B. WYDOOGHE LEEST VOOR UIT HONGER VAN MARTIN GAPARROS, DEEL III, 7.20 min.

.

1035
Boudewijn V van Rijsel en Adela van Frankrijk

.

1047

.

1050

.

1051

.

1054

.

1060

.

1063

.

1066

.

1067

.

1068
Het tapijt is met de schuifbalk te bekijken
Het tapijt is met de schuifbalk te bekijken
Mathilde van Vlaanderen (beeld in de Jardin du Luxembourg) is begraven in de abbaye aux Dames te Caen.

.

1070

.

1071

.

1072

.

1073

.

1081

.

1084

.

1085

.

1087

.

.

.

.

1088

.

1089

.


1091

.

1093

.

De graventijd tijdens de kruistochten (1095-1291)

.

1095
Robert II van Vlaanderen trekt samen met Godfried van Bouillon op. De eerste kruistocht is een feit. Dit romantisch tafereel is te zien in de collectie van Versailles en toont een Vlaamse leeuw die op dat moment nog niet als symbool wordt gebruikt.

.

1096

.

1097

.

1098

.

1099

.

Slag om Jeruzalem. Op 15 juli valt de heilige stad in de handen van de eerste kruisvaarders. De muur rond de stad zit vol ingenieuze schiet- en kijkgaten, ondergrondse en geheime gangen. Die kennis nemen de kruisvaarders mee naar huis. De verovering is aan de legers van Godfried van Bouillon (de morele leider van de kruistocht) en Robrecht II te danken. Het bloedvergieten spaart vrouwen noch kinderen, de wreedaardigheden en de moordpartijen ondermijnen alle kansen op een latere samenwerking met de islam en bedreigen alle christenen in de regio. De expeditie verdrijft de moslims uit een stad waar ze het eeuwenlang voor het zeggen hebben en verdienen zo hun route naar de hemel, die Paus Urbanus II in 1095 openstelde met de kwijtschelding van alle zonden. De stadstaten in Italië zien in de spirituele verovering een commerciële en materiële opportuniteit. Nog voor de kruisvaarder Jerusalem bereiken, gaan schepen uit Venetië, Genua en Pisa in die richting uit.

.

Stichting van de orde van de Ridders van Sint-Jan. De orde is niet erkend.

.

1100

.

Godfried van Bouillon, de Heerser van Jeruzalem sterft mysterieus (ziekte of vergiftiging?). Zijn broer, de strijdlustige Boudewijn I van Constantinopel volgt hem op.

.

Robrecht II keert naar Vlaanderen terug en zal nog tien jaar regeren.

.

Ca. Vroeg(st) overgeleverde Nederlandse poëzie, tekst geschreven door een Vlaming in Rochester Abbey

.

Kijken

.

.

Twaalfde eeuw (1101-1200)

Als het werk van de Perz Mohammed ibn Moesa al-Chwarizmi (Perzisch: محمد بن موسى الخوارزمي) in het Latijn vertaald wordt doen de algebra met het Indische symbool "0" en de Arabische cijfers hun intrede in de Europese wiskunde. Dat telt een stuk makkelijker dan de Romeinse cijfers.

.

De twaalfde eeuw gaat de geschiedenis in als het cisterciënzertijdperk. Johan Huizinga omschrijft ze als 'de eeuw van Bernard van Clairvaux en van Abaelard (1079-1142) van de volgroeide feodaliteit, van de lyriek van goliarden en troubadours, van de bloei der steden en van de kruistochten in vollen gang - schitterend, verheven en jammerlijk'. Een tijdgenoot, Adelard van Bath (1080-1152) schrijft in zijn Quaestiones Naturales 'Als we de verbazende rationele schoonheid van het heelal waarin we wonen de rug toekeren, verdienden we eruit gezet te worden, als een gast die geen waardering heeft voor het huis dat hij ontvangt.' In Antiochië en in Damasucs zoekt hij in boekhandels naar rekentabellen en zo introduceert hij de wiskunde in Europa. Terug thuis vindt hij 'de vorsten barbaars, de bisschoppen drankzuchtige, de rechters omkoopbaar, de patroons onbetrouwbaar....' een idee die het Oosten hoger aanschrijft dat het Westelijke Christendom. Daniël van Morley deelt op het einde van de eeuw zijn idee. De Arabische arts Averroes (1126-1198), geboren in het Islamitische Cordoba, introduceert de werken van Aristoteles (384-322) en neemt de vrees weg dat zijn teksten verloren zijn gegaan. Mode doet haar intrede. Schoenen, jassen en kapsels zijn niet langer een gebruiksvoorwerp. Ze maken het mogelijk om zich te onderscheiden van de ander. Een overbevolking in Vlaanderen doet mensen emigreren naar moerasgebieden in Duitsland omdat de landbouw en de grafelijke belastingen geen antwoord bieden op de demografische crisis. Vaak zoeken die migranten streken op die qua fysionomie gelijkaardig zijn met hun thuissituatie. De Romeinse heerweg van Boulogne naar Keulen die in Kortrijk passeert, wordt stilaan minder gebruikt, een nieuwe weg verbindt Keulen met Brugge, Gent en Aalst. Anderen gaan als kruisvaarder naar het Oosten en brengen Oosterse ideeën (zoals het verplegen van zieken in hospitalen) mee naar Europa. Om de ridders te garanderen dat hun gebied of hun vrouw niet wordt ingenomen door een rivaal, zorgt de zogenaamde godsvrede, een vinding uit de 11de eeuw. Wie die overtreedt, wordt gestraft met het levend koken of met ophanging.' Wie thuisblijft ziet zijn dorp of stad van structuur veranderen; houten omheiningen maken plaats voor stenen muren. De transportmogelijkheden laten het vervoer van rotsen en stenen sinds de vorige eeuw toe. Tenslotte doet een nieuw fenomeen zijn intrede. Het mannentekort dat de kruistochten veroorzaken, zorgt dat vrouwen vaker apart of in kleine groepen leven. Sommigen onder hen trekken rond om een soort van evangelie te verkondigen. In de volgende eeuw zal dit leiden tot de stichting van de begijnhoven. In de geneeskunde is er tot nu toe geen dominante groep. Verschillende mensen bieden hun hulp aan, vroedvrouwen, heksen, apothekers, barbiers... Na de twaalfde eeuw komt er een opleiding. Tijdens hun Kruistochten (1096-1270) ontdekken de Europeanen de verfijnde beschaving van Muzelmannen in het Nabije Oosten. Hun tuinen bieden zaad en inspiratie voor de Europese tuin die de eigenaar, de kruisvaarder toelaat tot pronken. Het koudere klimaat remt de rage.

.

.

Eerste decennium

.

1104

.

Keizer Hendrik V van Duitsland versterkt de Antwerpse burcht en verhoogd de muren van vijf tot twaalf meter en verdikt ze van 1,35 naar twee meter.

.

Boudewijn I van Constantinopel verovert de havenstad Akko.

.

.

.

Tweede decennium

Grondplan van de abdij van Clairvaux. Let op de Hortus Conclusus die twee of driemaal voorkomt.

.

.

.

.

.

Kijken

.

.

Derde decennium

De gotiek begint in 1122 in de abdij van Saint-Denis bij Parijs die sinds de achtste eeuw de Franse vorsten bijzet. Abt Suger start de verbouwing. Waar hij zijn inspiratie haalt, is onduidelijk. Zijn het kruistochten die de Arabische meetkunde meebrengen en de bouwkunde stimuleren? De Kruisvaarder brengen inderdaad Oosterse ideeën mee naar Europa, waaronder het vier eeuwen oude werk van de Perz Mohammed ibn Moesa al-Chwarizmi (محمد بن موسى الخوارزمي) dat naar het Latijn wordt vertaald. Zijn algebra met het Indische symbool "0" en de Arabische cijfers geven de Europese wiskunde een duw in de rug. Al-Chwarizmi of 'de grootvader van de informatica' is een vroege wiskundewetenschapper, geograaf en astroloog die schrijft over de mechanische klok, het astrolabium en de zonnewijzer. Het algoritme is zijn vinding en "algoritme" en "algorisme" zijn van zijn naam afgeleid. Hij is geboren tussen 780 en 800 en sterft tussen 840 en 845. Toch zijn de Gotische kerken geen radicale breuk met hun Romaanse tegenhanger. Beiden hebben een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis met het altaar in het Oosten. Wat nieuw is, is de combinatie van kruisribgewelf, de spitsboog, de steunbeer, de luchtboog, gewelven en de pilaren. Die zorgen dat dikke, donkere, dragende tussenmuren niet meer nodig zijn. Ze creëren een sterke, verticale skeletconstructie met plaats voor hoge brandramen. De ruime en lichte Saint-Denis maakt indruk en de bouwstijl - die voorlopig geen naam draagt - verspreidt zich over Europa. De term 'gotiek' komt uit de Renaissance en verwijst naar de Germaanse Goten (hoewel die niets met deze bouwkunst te maken hebben) om te spotten met een bouwstijl die intellectuelen in het algemeen en de Italiaanse architect Giorgio Vasari in het bijzonder smaakloos, primitief en barbaars vinden. De Renaissancemens kijkt - hoewel hij veel gemeenschappelijk heeft met de Middeleeuwer - neerbuigend op het millennium dat hem scheidt van de oudheid. Toen Vasari voor de hertog van Farnese in 1546 een kunststudie maakt, bestempelt hij de laatmiddeleeuwse, verticale kunst als een dwaling. De naam is een scheldwoord: de Goten zorgden voor de val van het Romeinse Rijk.

.

1121

.

.

1122

.

.

.

1123

.

.

1124-1125

.

.

.

1126

.

1127

.

.

.

.

.

.

1128

.

.

.

.

.

Kijken

.

.

Vierde decennium: de duinenabdij groeit

♣ Dit schilderij van Pieter Pourbus (ca 1523-1584) toont de Duinenabdij bij Koksijde in de zestiende eeuw. Haar oorsprong gaat terug op de eerste helft van de twaalfde eeuw. De baksteken van het complex zijn van eigen productie. Een zanderig neerhof groeit uit tot een abdij met poort, een omheining, een kerk, een klooster met een monnikenvleugel, een kapittelzaal, een lekenbroedersvleugel met de stapelplaats, een refter en keuken, een infirmerie, een bibliotheek, nuts- en werkgebouwen, een waterhuis, een brouwerij, een gasthuis, twee windmolens en een Rosmolen, boomgaarden en tuinen. Onder impuls van Bernardus sluit de abdij aan bij de cisterciënzers met als leuze 'Maak van de nood een deugd'. Bij het begin van de eeuw vestigde kluizenaar Ligerius zich in de duinen bij Veurne, een parochie Koksijde). Daar groeit eind jaren twintig een gemeenschap onder de leiding van de eerste abten Fulco en Robrecht van Brugge die in 1153 Bernardus in Clairvaux zal opvolgen. De gemeenschap groeit snel, legt de basis voor het uithof Synthe bij Duinkerke en heeft Engelse contacten. Abdij Ter Doest is de dochterabdij en er komt domeinbezit in Zeeland, de Vier Ambachten, er zijn tientallen uithoven, pachthoeven en -gronden, waaronder Ten Bogaerde, refugehuizen. Er is zelfs een eigen handelsvloot. Midden dertiende eeuw is een hoogtepunt: ongeveer 370 monniken en lekenbroeders beheren een domein van 10.000 ha, in België, Frankrijk, Nederland en Engeland, met uithoven en schuren. Abdijproblemen zijn de steeds terugkerende overstromingen, de droogleggingen en de domeinverbrokkeling. Abten behoren tot de entourage van de Vlaamse graaf. In het conflict bij het begin van de veertiende eeuw kiest de abt de Franse kant. Na de Guldensporenslag vlucht hij naar Parijs. In 1566 houdt de Beeldenstorm er lelijk huis. Kunst raakt vernield en de unieke bibliotheek gaat teloor. Na het herstel van het katholiek-Spaanse gezag vestigden de monniken zich in Brugge en in Nieuwpoort. De Duinheren organiseren de afbraak van de abdij en halen in 1623 een loden kist boven met resten van Idesbaldus. De devotie houdt tot op heden stand. De handschriften zijn bewaard in het Grootseminarie en de Biekorf in Brugge.

.

1130

.

.

1131

.

.

1132

.

1133

.

1134

.

.

.

1135

.

1136

.

.

1137

.

1138

.

1139

.

.

Kijken

Het Melisende Psalter is een handboekje, liturgisch en geestelijk van aard met psalmen, gemaakt in het scriptorium van Basilios (een vijftal kunstenaars werkte er aan) in de Heilige Grafkerk in Jerusalem. Het vakmanschap, gebonden tussen twee ivoren platten bleef wonderwel bewaard.

.

.

Vijfde decennium

Het heilig bloed in Brugge, meegebracht door Diederik van de Elzas. De productie van boeken, religieuze kunstvoorwerpen en relieken in de kruisvaardersstaat Jeruzalem is een onderdeel Melisendes beleid. De historicus Dan Jones schrijft dat welstellende pelgrims (of met connecties) deze souvenirs meebrengen. In de vroege dagen van de regering van Melisende en Fulco - bracht het hen op een idee of gaan ze gewoon in op vraag/aanbod? - zendt het Duits klooster van Denkenhof (gewijd aan het Heilige Graf) een delegatie die de splinters van het Ware Kruis in handen moet krijgen. De fragmenten, geschonken door patriarch, komen naar Beieren in een zilveren en vergulde reliekhouder met parels, amethisten en steentjes van Golgotha. Andere voorwerpen die de weg de naar het Westen vinden zijn Islamitische stoffen en bekers die lijken op fantasiedieren of wilde beelden. Latijnse ateliers in het Westen maken deze import uit het Heilige Land na om te aan de (nieuwe) vraag naar religieuze voorwerpen.'[18]

.

1140

.

1141

.

1142

.

1143

.

1144

.

Turken omsingelen Edessa en overmeesteren een uitgestrekt deel van het Graafschap Edessa. Een tegenslag voor de kruisvaarders. Europa roept op om versterkingen, de expeditie gaat de geschiedenis in als de tweede kruistocht met de charismatische Bernardus van Clairvaux als animator. Hij beseft dat het kwijtschelden van de zonden niet voldoende is als motivator. 'Laat ik degenen onder u die kooplieden bent - mannen die uit zijn op een handeltje - erop wijzen welke kansen er aan deze grote onderneming zijn verbonden. Laat ze niet lopen.'

.

1145

.

1146

.

1147
Het hoge Castelo de São Jorge in Lissabon kijkt uit over de Taag. De fundamenten stammen uit de 6e eeuw voor Christus. In 1147 wordt het op de Moren veroverd. 'Met het oog daarop was Lissabon, de welvarende haven die 300 kilometer ten zuiden van Porto en 13 kilometer ver in de monding van de rivier de Taag lag, het lucratiefste en strategisch belangrijkste doelwit van allemaal. Het was een zeer goed te verdedigen haven die handelscontacten met West-Afrika onderhield en via het dal van de Taag uitstekende verbindingen landinwaarts had. Een zekere priester Raol, een bijzonder geestdriftige Anglo-Normandische geestelijke schreef een gedetailleerd verslag over de Slag om Lissabon van 1147 en legde de legende vast dat de stad in de oudheid gesticht was door Odysseus. In zijn eigen dagen produceerde Lissabon een weelderig banket aan natuurlijke voedingswaren: vis en schaaldieren, vogels in overvloed, citrusvruchten en olijven, zout en honing, druiven en granaatappels en meer vijgen dan de zestigduizend families die in de stad woonden konden opeten. De Taag liet in de vroege lente goudkorrels achter op zijn oevers, terwijl de kooplieden nog veel meer van het edele metaal het hele jaar door aanvoerden uit Afrika. Lissabon was, meende Raol, "de rijkste van heel Afrika en een groot deel van Europa." (...) En zo gebeurde het dat wel tienduizend pelgrim-soldaten van de Britse Eilanden en uit de Lage Landen op 23 mei 1147 vanuit Dartmouth aan de zuidkust van Engeland zee kozen met en reusachtige vloot van honderdvierenzestig schepen. Voordat ze vertrokken, spraken ze onderling regels af, bedoeld om de vrede te bewaren in een leger van strijders die veel verschillende talen spraken en uit vele landen kwamen. (...) Het beleg van Lissabon begon eind juni met voortdurende gevechten tussen moslims die de voorsteden buiten de stadsmuren verdedigden en kruisvaarders die hun schepen in een inham van de Taag aan land brachten en voet aan wal zetten. (...) Op 1 juli bestormden met slingers en bogen gewapende voetsoldaten de voorsteden van Lissabon. Huizen werden platgebrand. Inwoners vluchten. In de kampen van de kruisvaarders begonnen de in belegeringstechniek gespecialiseerde troepen, onder wie een expert die uit Pisa was gehaald, aan de bouw van torens en beschermende kooien die katten en zeugen werden genoemd, alsmede een aantal reusachtige mangonellen die na voltooiing de stadsmuren samen met vijfhonderd stenen per uur konden bombarderen. Sappeurs groeven een tunnel om de funderingen van de muren te verwoesten. Er werd ernstig nagedacht over de bouw van een drijvend fort van torens, bevestigd op onderling verbonden boten, om de versterkingen vanaf de rivier te kunnen aanvallen.'[19]

.

1148

.

1149-50

.

Kijken

.

.

Zesde decennium

.

Jan Beerblock (1739-1806) schildert in de achttiende eeuw hoe het middeleeuwse hospitaal er in Brugge uitzag.
1150

.

.

.

.

1151

.

.

.

.

1153

.

.

.

.

1154

.

.

1155

.

.

1156

.

.

.

.

1157

.

.

.

1158

.

.

.

.

.

Zevende decennium

Filips van de Elzas (1142-1191) is Graaf van Vlaanderen van 1168 tot aan zijn dood. Hij gaat de geschiedenis in als dé wetgevende innovator in Vlaanderen. Voor hem zijn veel wetten enkel lokaal. Filips verordent straf- en vervolgingswetten voor zijn graafschap. Grote steden dwingt hij tot uniformiteit, schepenbanken en strenge straffen. De dorpen Veurne, Kortrijk en Oudenaarde ontwikkelen zich tot een tad. In 1163 (?) schenkt hij Nieuwpoort een grondwet met schepenen.[20] Zijn vader stelt hem aan tot regent van Vlaanderen tijdens zijn derde reis naar het Heilig Land in 1157. In 1175 ontdekt hij dat zijn vrouw overspel pleegt. Uit wraak laat hij haar minnaar doodknuppelen. Zijn huwelijk blijft kinderloos. Filips van de Elzas is een van de de machtigste edelmannen in Frankrijk. Tijdens zijn tweede tocht naar het Heilige Land sterft hij aan een epidemie bij de belegering van Akko. Op binnenlands vlak werd Filips' beleid gekenmerkt door een krachtige stedelijke politiek. Zijn voornaamste verwezenlijking was de uitbouw van zijn graafschap tot een moderne staat. Hij verleende eenvormige keuren aan de grote Vlaamse steden, en voerde ingrijpende wijzigingen door op gerechtelijk gebied (vernieuwing van het strafrecht, instelling van de baljuws). Ook steunde hij een reeks opmerkelijke economische initiatieven, onder meer de stichting van de havens Grevelingen, Nieuwpoort, Damme en Biervliet. In de eerste periode van zijn regering (die samenvalt met deze vernieuwingen) werd graaf Filips geïnspireerd door zijn kanselier, Robrecht van Ariën, bisschop-elect van Atrecht en Kamerijk, maar in de periode nadien ziet het ernaar uit dat hij zelf zijn beleid heeft uitgetekend. Filips van de Elzas was een geletterd vorst en zijn hof groeide uit tot een centrum van cultuur. Het grafelijk hof reisde rond, zoals gebruikelijk in die tijd, en verbleef onder andere in het Kasteel van Wijnendale. In 1180 liet graaf Filips het Gravensteen te Gent optrekken als verblijfplaats voor het grafelijk geslacht. Ook in de krijgskunst wist hij zich een goede reputatie op te bouwen. Hij bezorgde Vlaanderen het huidige wapenschild: de klimmende leeuw van sabel, getongd en genageld van keel, op het gouden veld. Er wordt weleens beweerd dat hij het meebracht uit het Heilige Land, waar hij het in 1177 zou hebben veroverd op een Saraceense ridder, maar dat is een mythe. Alleen al het feit dat de Leeuw op zijn zegel uit 1163 verschijnt, toen hij nog geen voet in de Oriënt had gezet, spreekt dit verhaal tegen.[21] In werkelijkheid volgde Filips gewoon een West-Europese mode; ongeveer in dezelfde periode verscheen er ook een leeuw in de wapens van Brabant, Holland, Limburg en andere vorstendommen. Hoewel er geen historisch bewijs voor bestaat, vinden we vanaf de 14e eeuw in wapenboeken de bewering dat het huis van Vlaanderen vóór de Leeuw een gegeerd schild van twaalf stukken van lazuur en goud voerde, met een hartschild van keel. Dit is toegeschreven aan Liederik, die volgens de woudmeesterslegende de stamvader was van het Vlaamse grafelijk huis. Het is afgeleid van een verkeerd geïnterpreteerd sierbeslag op het schild van de Vlaamse graaf Willem Clito (1102-1128), zoals het stond afgebeeld op zijn grafmonument in de Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars. Dat schild vertoont centraal een umbo (sierknop) van waaruit enkele stralen naar de schildranden vertrekken. In zijn zoektocht naar het oude wapen van Vlaanderen heeft abt Iperius, biograaf van het Vlaamse gravenhuis, dit geïnterpreteerd als een gegeerd wapen met een hartschild; de kleuren – die hij er zelf aan toevoegde – zijn vermoedelijk van het Franse koningshuis. Zo krachtig was zijn visie dat dit wapen in nauwelijks dertig jaar tijd volkomen ingeburgerd raakte.

.

.

1161

.

1162/1163

.

.

.

.

1163

.

.

.

1164

.

.

.

.

.

1165

.

1166

.

.

.

.

1167

.

1168

.

.

.

.

1169

.

.

.

.

Achtste decennium

De (Vlaamse) leeuw duikt voor het eerst op in het wapen van Vlaanderen onder Filips van de Elzas. Het wapenschild met de klimmende leeuw op het gouden veld komt waarschijnlijk niet - zoals soms beweerd wordt - uit het Heilige Land, dat Filips van de Elzas in 1177 bezoekt als pelgrim. Filips volgt de mode; in die dagen verschijnen er leeuwen in de wapens van diverse vorstendommen: het Brabant, het Holland en het Limburg. Bovendien werkte dit beeld combattief: het Heilige Roomse Rijk voerde een adelaar.

.

1174

.

.

.

.

1175

.

.

.

1177

.

.

1178

.

.

.

1179

.

.

.

.

Negende decennium

Maria van Champagne (ca. 1174-1204) is een dochter van graaf Hendrik I van Champagne en een kleindochter van de Franse koning Lodewijk VII. Volgens een kroniekschrijver verlooft ze zich in 1179 met de zoon van de graaf van Vlaanderen, aan wie ze in 1171 is beloofd.

.

1180
"Septem artes liberales" uit de Hortus Deliciarum of de 'Tuin der kostelijkheden' is een tussen 1175 en 1195 Latijns en Duits geschreven en geïllustreerde encyclopedie door Herrad von Landsberg, de eerste door een vrouw samengestelde encyclopedie. 350 miniaturen en wat theologische en profane kennis komen samen ter educatie van de novicen en kloosterzusters. Het origineel is in 1870 in Straatsburg, waar het sinds 1723 verbleef, als gevolg van de Frans-Duitse Oorlog verbrand. Alleen kopieën en een facsimile uit 1818 zijn bewaard.

.

.

.

1181

.

1182

.

1183

.

.

1184

.

.

1185

.

.

1186

.

.

1187

.

.

.

1188

.

.

.

.

1189

.

.

.

.

.

Laatste decennium

De Romaanse Zuidgevel van het Sint-Janshospitaal, dé middeleeuwse kliniek in Brugge. Sinds 1977 zijn de zalen een museum. Behalve de geschiedenis van de zorg, de apothekersgeschiedenis en de vroedkunde komt Hans Memling aan bod. Een bezoek waard.

.

1190

.

.

.

1191

.

.

.

.

.

.


.

.

1192

.

1193

.

.

1194

.

.

.

.

1195
♣ De Zeven vrije kunsten in de Hortus Deliciarum of de Tuin der kostelijkheden. Deze Latijns/Duitse encyclopedie is geschreven door Herrad von Landsberg vanaf 1175 en gefinaliseerd is in 1195. Een andere bron - ook op Wikipedia - zegt 'afgewerkt omstreeks 1180, eraan begonnen omstreeks 1159.' De schrijfster is abdis van het Hohenburgklooster op de Odilienberg in de Elzas. Deze encyclopedie door een vrouw samengesteld toont 350 miniaturen en synthetiseert de kennis van die tijd. Het origineel verbrandde tijdens de Frans-Duitse Oorlog in 1870 in Straatsburg.

.

.

.

1196

.

1197

.

1198

.

.

1199

.

.

.

.

1200

.

.

.

.

.

Kijken

.

.

Dertiende eeuw (1201-1300)

Het Kortrijkse begijnhofmuseum is 0,7 hectare groot en gaaf. Het combineert plein met een straatarchitectuur en was veilig omringd door het grafelijk kasteel, de stadswal, het Sint-Maartenkerkhof, de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Sint-Maartenskerk. Het kent verwoestingen in 1302, in 1382 en in 1684. De huidige huisjes, een veertiggtal dateert uit de 17de eeuw. Het laatste begijntje ter wereld overlijdt hier: Marcella Pattyn, geboren in 1920 in Thysville in Congo en was niet rijk genoeg om non te worden. Een bruidschat kon ze niet betalen.

.

De dertiende eeuw kenmerkt zich door:

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Eerste decennium

Boudewijn IX verlaat Vlaanderen en neemt afscheid in Valencijn van zijn vrouw en zijn dochter in de steek latend. Het schilderij bevindt zich in het historische stadhuis van Kortrijk. Met Maria van Champagne heeft hij afgesproken dat ze hem achterna reist na de geboorte van hun tweede kind.
De verkiezing en kroning van 33-jarige Boudewijn IX tot keizer Boudewijn I van Constantinopel in de Aya Sophia. De geestdrift voor deze vierde kruistocht is te danken aan de paus en zijn volkspredikers die aansporen tot geloofsijver en roofzucht. Een tussenstop vooraleer naar Egypte te trekken - het hol van de leeuw en het ware doel van deze tocht - leidt de kruisvaarders van hun plan af. In Venetië (dat zich economisch geschaad ziet door het Oost-Romeinse rijk en haar hoofdstad Constantinopel) overhaalt de doge hen met een ander plan: de verovering van Zara dat ze eind 1202 samen met de Venetianen (ondanks hun onderlinge twisten) veroveren. In Zara maken ze kennis met prins Alexis de Jonge uit Constantinopel die slachtoffer is van een staatsgreep in Byzantium. Samen met de doge overtuigt de prins de kruisvaarders om zich op Constantinopel te richten, in plaats van de dure overtocht naar Egypte te maken. Die kunnen ze immers niet betalen omdat de vereiste sommen geld niet opdagen. Op 13 april 1204 nemen de kruisvaarders Constantinopel in en zo voltrekt zich een eerste val van het Oost-Romeinse rijk. Behalve de menselijke tol is de kunsthistorische tol hoog. Constantinopel - het mekka voor de Helleense kunst: de kruisvaarders smelten bronzen beelden om tot munten, verbrijzelen het marmeren beeldwerk van Praxiteles, Phidias en Lysippus en plunderen heiligdommen, paleizen en schatkamers. Een brand vernietigt de helft van de stad, kinderen sterven op straat en een derde van de inwoners raakt dakloos. Het Latijnse keizerrijk is de naam voor de feodale staat die hierop volgt. De verkaveling van het Oost-Romeinse Rijk is een feit dat een halve eeuw duurt: Venetië krijgt Kreta en Gallipoli, de graaf van Blois krijgt Nicea en Saloniki wordt een koninkrijkje. Voor de paus is dit een bittere pil omdat 'zijn' kruistocht een oorlog wordt tussen christenen. Voor de Franse koning betekent het keizerschap van Boudewijn een wissel van de macht: de leenman wordt leenheer. De kruisvaarderstaat zal ruim een halve eeuw, tot 1261 bestaan. Boudewijn IX van Vlaanderen leidt kort de staat, die hij sticht na de verovering van Constantinopel. Hij noemt zichzelf de eerste Latijnse keizer in de Hagia Sophia. Met de paus Innocentius III wil hij het Groot Schisma beëindigen. Veel pluimen steekt Boudewijn niet op zijn helm. Constantinopel ontvolkt en zelf valt Boudewijn in april 1205 in Bulgaarse handen en er komt een halve eeuw historische mist. Na het verdwijnen van Boudewijn IX neemt zijn broer Hendrik van Henegouwen de leiding over tot hij in 1216 op 40 jarige leeftijd overlijdt. Hun zus Yolande zal vanaf 1217 keizerin zijn. In 1261 herovert de keizer van Nicea Constantinopel en verdwijnt het Latijnse Keizerrijk ten gunste van het Byzantijnse Rijk dat nog een kleine twee eeuwen te gaan heeft.
De katharen worden in 1209 verdreven uit Carcassonne. De Albigenzische Kruistochten zijn een wraakoefening van de kerk en de Franse koningen van het huis Capet tegen de katharen in de Languedoc. De katharen of de Albigenzen vormen een populaire religieuze beweging met mystieke, dualistische en afwijkende bijbelkennis die Satan almachtig vindt. Voor de katholieken is dit een ketterij en met de Albigenzische Kruistochten beëindigen ze het katharisme. Hun inquisitie roeide de katharen uit.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Kijken

.

.

Tweede decennium

Na haar moeders overlijden in 1204 en de verdwijning van haar vader in 1205 neemt de Franse vorst haar met haar zus in 1208 onder zijn hoede om te voorkomen dat de prinsessen een Engelse prins huwen. Johanna huwt in januari 1212 Ferrand van Portugal die zich voor Engeland en voor het Duitse keizerrijk uitspreekt tegen Frankrijk. Terwijl Johanna huwt en zich als jonge tiener onderwerpt aan haar echtgenoot, is Margaretha nog een jong kind, gevoelig voor volksvertellingen, magie en bijgeloof.
De universiteit van Salamanca is gesticht in 1218. In deze eeuw volgen Padua, Napels, Siena, Valladolid, Macerata en Coimbra.

.

1210

.

1211

.

1212

.

1213

.

1214

.

1215

.

1216

.

1217

.

1218

.

1219

.

Kijken

.

.

Derde decennium

De universiteit van Padua in Noord-Italië is gesticht in 1222. Het is de derde universiteit in Italië. In 1238 breidt keizer Frederik II die uit. De universiteit wordt beschouwd als de bakermat van het humanisme. In 1545 komt de Orto botanico di Padova, de oudste Hortus botanicus van Europa/de wereld. Galileo Galilei bekleedt er het hoogleraarschap van 1590 tot 1610. Zijn ruwe, houten katheder die hij gebruikte voor zijn colleges en zijn anatomisch theater is een pronkstuk van de universiteit.


.

1220

.

1221

.

.

1222

.

.

1223

.

.

1224

.

.

.

1225

.

.

.

♥ LUISTERFRAGMENT B. WYDOOGHE LEEST HET VERHAAL VAN DE VALSE BOUDEWIJN (10 Min.)

.

1226

.

.

1227

.

1228

.

.

.

.

1229

.

.

.

Kijken

.

.

Vierde decennium

.

1230

.

.

1231

.

.

1232

.

.

1233

.

.

.

.

1234

.

.

1235
De Tower of London in de vijftiende eeuw ♣ Hendrik III van Engeland krijgt in 1235 drie leeuwen van keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk als huwelijkscadeau en sticht een menagerie. Dé dierenverzameling van het middeleeuwse Engeland is te bewonderen in de Tower of London. In 1264 verhuist ze naar ‘the Bulwark’ of de ‘Lion Tower’. Elizabeth I stelt de menagerie open voor publiek.

.

.

1236

.

1237

.

1238

.

.

1239

.

.

Kijken

.

.

Vijfde decennium

MEE BEZIG Het Gasthuis Onze-Lieve-Vrouw met de Roos is opgericht in 1242 door de rechterhand van Johanna van Constantinopel, de gravin van Vlaanderen: Arnulf IV van Oudenaarde, heer van de stad en grootbaljuw van Vlaanderen en zijn echtgenote de Franse prinses Alix de Rosoit om armen en zieken op te vangen. Het kloostercomplex met kloostergang, kapel, kruidentuin en ijshuis, uit de 16e tot de 18e eeuw, is een museum met ziekenzalen, bedden, medische instrumenten, recepten, tinnen vaatwerk voor de patiënten, Doorniks porselein (voor de zusters), een bibliotheek met tweeduizend titels, schilderijen en goud- en zilversmeedwerk. langs de Dender in het hart van de stad Lessen,. Op het einde van zijn leven wil hij zich grootmoedig tonen en hij voorziet in zijn testament aanzienlijke sommen geld (verscheidene duizend pond) ten voordele van de armen, bedelaars en bezitlozen van de streek. Bij de dood van Arnulf IV in 1242 zal zijn weduwe, Alix de Rosoit, de wilsbeschikking van haar overleden echtgenoot uitvoeren. Ze investeert die som geld in een stichting die zich wijdt aan de opvang en de verzorging van de noodlijdenden van de stad en haar omgeving. Uiteraard zal daar ook gebeden worden voor de zielenrust van Arnulf en zijn nakomelingen. Deze liefdadigheidsinstelling ligt volledig in de lijn van de beweging die in de middeleeuwen tot de oprichting van hospitalen heeft geleid: het Sint-Janshospitaal en Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie in Brugge, de Bijloke in Gent, Sint-Elisabethgasthuis in Antwerpen, het Hospice Comtesse in Rijsel. In die dagen is het hospitaal een bescheiden bouw met een dubbele vleugel in L-vorm: één langs de Dender en een tweede loodrecht erop met een ziekenzaal, kapel, refter, slaapzaal en noviciaat. begrippen als geloof, wetenschappen, zaligheid, heil, spiritualiteit, lijden en remedies elkaar raken, elkaar afwisselen en wederzijds beïnvloeden. Het hospitaal werd bestuurd door de priorin evenals door de meester-directeur die waakte over de juiste spirituele houding in klooster en hospitaal. Deze laatste diende zich te wenden tot de bisschop van Kamerijk, in geval van geschil of enige andere bezorgdheid. Het was inderdaad het bisdom dat statuten en levensregels toekende aan elke hospitaalinstelling die binnen zijn invloedssfeer gevestigd was. Met de Franse Revolutie nam de stad het beheer van het hospitaal op zich via de ‘Commissie der Burgerlijke Hospitiën’ en vervolgens via de ’Commissie van Openbare Onderstand’. In de loop van de 19e eeuw had het hospitaal te kampen met een groeiende vraag naar verzorging ten gevolge van de exploitatie van de lokale porfier-groeven. De registers van het hospitaal getuigen van het grote aantal gewonde steengroevearbeiders, zieken en invaliden die in die periode in het Gasthuis Onze-Lieve-Vrouw met de Roos werden verzorgd en geopereerd. Derhalve werd dan ook omstreeks 1830 een tweede ziekenzaal ingericht, waaraan tussen 1860-1870 nog twee bijkomende zalen zullen worden toegevoegd. En zelfs met de intrede later van lekenpersoneel in de instelling (verpleegsters, verzorgenden, onderhoudspersoneel) is het duidelijk, dat de religieuze gemeenschap een dominerende rol zal blijven spelen tot 1980, het jaar van vertrek van de laatste patiënten uit het hospitaal, dat inmiddels een geriatrische instelling was geworden. de medische en farmaceutische verzamelingen Het vierhoekig hoofdgebouw omsluit een binnentuin die op zijn beurt omringd wordt door de kloostergangen. Deze vormen de belangrijkste assen waarlangs de bezoekers naar het geheel van de museumzalen worden geleid. de werkkamer (die vandaag als ‘Schatkamer’ is ingericht). ziekenzalen, de apotheek, de kapel, de vreemdelingenzaal e.d.m. De barokke kapel van het hospitaal klokkentoren tot het orgel, van de glasramen tot de versiering van het gewelf en de vergulde decors van het hoofdaltaar. de tuinen-, alchemie
De Keur van de Vier Ambachten uit 1242. Het gebied behoort sinds het begin van de elfde eeuw tot Vlaanderen.
Margaretha van Constantinopel, wordt in 1244 gravin van Vlaanderen en dat voor bijna 35 jaar, tot ze op hoge leeftijd de fakkel overdraagt aan Gwijde van Dampierre.

.

1240

.

1241

.

1242

.

1243

.

1244

.

1245

.

1246

.

1247

.

1248

.

1249

.

Kijken

.

.

Zesde decennium

.

1250

.

1251

.

1252

.

1253

.

1254

.

1258

.

1259

.

Kijken

.

.

Zevende decennium

♣ In de tweede helft van de dertiende eeuw omschrijft de Roman de la Rose een fictieve tuin. Deze allegorische 'inwijdingsroman' in de Romaanse volkstaal zet de Franse adel aan om tuinen aan te leggen met de beplanting die het boek voorschrijft. Tot in de Renaissance is het boek voelbaar in de Vlaamse tuinaanleg.[27] Roman de la Rose is een moeilijk te dateren liefdesgedicht waarin een twintigjarige hoveling in een locus amoenus een dame, gesymboliseerd door de roos, probeert te verleiden of 'het hof' te maken. Van deze Middeleeuwse seculiere bestseller zijn tot de zestiende eeuw meer dan driehonderd handschriften en een twintigtal drukken bewaard. Het is een handleiding in de verleidingskunst en geschreven door Jean de Meun en Guillaume de Lorris. Beide delen verschillen stilistisch. Deel één van adellijke de Lorris, met 4.058 verzen over de hoofse liefde en een droomvisioen, richt zich op een publiek dat vertrouwd is met het ideaal van de hoofse zeden. De Meun breidt het kritisch uit met ongeveer 18.000 verzen die de vrouw voorstellen als prostitué of lustobject: 'De faict ou de volenté pute.' Alles speelt zich af in een nachtelijke tuin in mei, de maand van de vruchtbaarheid. Illustere figuren bewaken de tuin. Hun namen: Armoede en Afgunst, Eedbreuk, Haat en Huichelarij, Lui- en Lelijkheid, Gulzig- en Gierigheid, Jaloezie, Ouderdom en Verdriet. Bij de rozenstruik treft Amors pijl de hoveling en vanaf dan is hij de Amant, de minnaar. Na het kussen van de roos bouwt de Jaloezie een burcht rond de rozen. Met een jammerklacht van de hoveling beëindigt de Lorris zijn verhaal. Jean de Meun schrijft voor een burgerlijk publiek en weidt filosofisch en theologisch met antieke voorbeelden zoals Boëthius en Alanus van Rijsel. Zijn verhaal eindigt met een slag om de rozenburcht en Amant die zijn rozenknop plukt. De Brabantse Hein van Aken vertaalde de roman rond 1280 in het Middelnederlands.[28] Ernst van Altena actualiseerde De roman in 1991.

.

1260

.

.

.

1261


.

.

1266

.

.

1267

.

.

.

.

1269

.

.

.

Achtste decennium

Christine van Guînes, dochter van Boudewijn III van Guînes en weduwe van Salomon Belle, laat haar eigendom ombouwen voor liefdadigheid: er komt een ziekenzaal en kapel. Men noemt het Bellegodshuis.

.

1270

.

1271

.

1272

.

1274

.

BEELDFRAGMENT KAREL EN DE ELEGAST

.

1278

.

Kijken

.

.

Negende decennium

.

Foto: Stadhuis van Damme, sinds 1241 een houten kunstwerk, in de vijftiende eeuw een stenen monument. In 1280, klagen in diverse Vlaamse steden ambachtslieden, handwerkers en kleinhandelaars bij de pas aangetreden graaf Gwijde van Dampierre (Ca. 1226-1305) over hun elitaire stadsbesturen. De graaf wil zijn invloed vergroten en heeft oor voor 'het gemeen'. In Damme zelf klaagt een document, gekend als 'de klacht van Damme' de bestuurlijke praktijken aan bij de zoon van de graaf, Robrecht van Béthune (1249-1322), bijgenaamd De Leeuw van Vlaanderen. Dit vroeg geschreven pamflet in de Middelnederlandse volkstaal en vraagt/eist exact een eeuw na de stichting van de stad in 1180, de participatie van de ambachtslui in en controle op het stedelijke bestuur. In de tweede helft van de dertiende eeuw lijkt het dat de economische toestand van het graafschap achteruit gaat. De termen 'meente', 'gemeente', het 'gemene volk' en 'gemeen' duiken in deze periode op als een niet erkende (stedelijke) belangengroep. Poorters (zij die binnen de poorten wonen), burgers (de bewoners van een burcht) en schepenen (zij die recht scheppen) maken het stadsbestuur uit, het 'gemene volk' niet. De onvrede van het gemeen komt er omdat ze belastingen betalen maar uitgesloten zijn van de besluitvorming. Klacht nummer tien uit het Damse pamflet vraagt 'dat de "ghemeente" voortaan meerdere vertegenwoordigers zou hebben als er beslissingen worden genomen over allerlei bestuurszaken, zoals het heffen van belastingen, het verlenen van charters of het overhevelen van gelden aan de graaf. (...) We hebben geen benul waaraan dit geld gespendeerd werd.'[30] In veel steden duiken vanaf de komende decennia voor het eerst (en dus de oudste) stadsrekeningen. Ze dienen als 'toetssteen' of controle-garantie op de verworven inspraak. De beleidsmakers zijn te controleren, de afrekening is te maken. Dit emancipatieproces vindt de komende decennia in het graafschap Vlaanderen en wat later in het hertogdom Brabant plaats. In Vlaanderen krijgt het symbolisch hoogtepunt op het slagveld van 1302. De betekenis van de Guldensporenslag is in die zin te lezen als het toenemen van de publieke politieke participatie (alhoewel nog velen hiervan uitgesloten blijven), eerder dan het (vermeende) Vlaamse loskomen van de Franse leenheer. Stenen stadhuizen zullen deze en komende eeuwen verrijzen in rijke gotiek om de verworven posities van de corporaties, de ambachten en het gemeen te symboliseren. In Kortrijk wijzen archeologische sporen op een bakstenen scepenhuus uit de 13de eeuw, wellicht vernietigen de Fransen het in 1382. Brugge start bouwwerken aan haar stadhuis in 1376. In Damme is er sinds 1241 een houten stadhuis, het stenen komt er in 1464. In Ieper functioneert het houten Gulden Halleke naast de Lakenhalle sinds in 1360 als stadhuis. In 1620 start de bouw van het zogenaamde stenen 'Nieuwerck.' Het Gentse schepenhuis van de Keure bij de Botermarkt en de Hoogpoort komt er vanaf 1519 in de flamboyante laatgotiek. Net zoals in Kortrijk tonen de nissen in de gevel beelden van de graven van Vlaanderen. Het stadhuis van Oudenaarde behoort tot de laatgotiek van het hertogdom Brabant. De bouwwerken startten in 1526 net zoals die van het stadhuis in Mechelen. Er zijn wel meer parallellen tussen Mechelen en Oudenaarde. Beide stad- of schepenhuis waren verbonden was met een veertiende-eeuwse lakenhal. Hendrik van Pede uit Brussel vond inspiratie in Brugge, Leuven en in zijn thuisstad Brussel om dat van Oudenaarde vorm te geven. In Brussel kwam het stadhuis er in 1402, dat van Leuven kwam er in 1439. Zonder de inspraak en de financiële inbreng van het gemeen zouden deze dure gebouwen er wellicht nooit zijn gekomen.[31]. Een stenen bouwwerk is een 'document' dat meer dan papier of de mens tijd trotseert, vandaar dat de meente er belang bij had iets blijvends te creëren, iets wat papier en individu overleeft.
1280

.

1281

.

1282

.

1283

.

1284

.

1285

.

1286

.

1287

.

1288

.

1289

.

Kijken

.

.

De waanzinnige veertiende eeuw (1291-1384)

De stedelijke ruimte van een stad zoals Gent is in de veertiende eeuw uitgebreider dan Parijs.

.

Laatste decennium

1290 (Ca.)

.

1291

.

♥ BEELDFRAGMENT KRUISTOCHTEN (50 Min.)

.

1292

.

1293

.

1294

.

1295

.

1296

.

1297

.

1298

.

1299

.

Kijken

.

.

Veertiende eeuw (1301-1400)

De Kist van Oxford (ook: Kist van Kortrijk, volgens de Engelstalige literatuur: Courtrai Chest) is een eikenhouten kist die in 1909 ontdekt is in het New College in de Universiteit van Oxford. Op de voorzijde toont de kist de Guldensporenslag en de Brugse Metten. De maker is onbekend. Waarschijnlijk was het een Vlaming of een Bruggeling die gezien de details de slag meemaakte. De bewerkte voorzijde meet 107 centimeter bij 71.

.

De veertiende eeuw kenmerkt zich door:

.

.

.

.

.

.

.

1301-1310

Ter verdediging beschikken sommige kerken over versterkte torens en een ommuurde ruimte, zoals de Onze-Lieve-Vrouwekerk (Kortrijk) in Kortrijk en de kerk in Leiden. Daarnaast ontwikkelen zich de slottorens bij de kastelen van de adel. Belforten representeren een derde macht, die van de stad onder leiding van schout en schepenen. In de steden (die zich op het grafelijke domein sinds het einde van de tiende en in de elfde eeuw ontwikkelen) komen er belforten die de stadsrechten symboliseren en materialiseren. Belforten ontstaan tussen 1099 (Potiers) en 1600. Hun bouwstijl is Romaans en Gotisch, renaissance en barok. De meeste belforten zijn gebouwd bij een stadhuis, een kerk of lakenhal. De belforttoren was de veiligste plek in de stad: hij herbergt het archief, de kluis en de gevangenis. Op de oostzijde van de torenspits van het Kortrijkse belfort staan de 'oudste burgers' van de stad: Manten en Kalle, de klokkenluiders die waarschuwen in tijden van nood. In die tijd ging het om een vernuftig systeem van uurslagers. Het oorspronkelijke beeld van Manten werd in 1382 na de slag bij Westrozebeke ontvoerd naar de Franse Dijon, waar het de Onze-Lieve-Vrouwekerk siert, samen met de later toegevoegde Kalle en kinderen. De huidige uurslagers zijn in 1961 gemaakt door Victor Cassiman.

.

1300

.

.

.

.

.

1301

.

.

.

.

.

.

1302

.

♥ BEELDFRAGMENT AANLEIDING GULDENSPORENSLAG (8 Min.)

.

♥ BEELDFRAGMENT B. WYDOOGHE LEEST VOOR OVER DE GULDENSPORENSLAG

.

1303

.

1304

.

1305

.

1306

.

1307

.

1308

.

1309

.

.

Kijken

.

.

1311-1320

De uitvinding van het buskruit, anoniem, Museum Plantin-Moretus, een voorstelling uit de zestiende eeuw. In de loop der jaren worden kanonnen lichter omdat brons ijzer vervangt en de kwaliteit van het buskruit verbetert.
Een verhaal uit de negentiende eeuw gaat dat de Duitse franciscaner monnik Berthold Schwarz toevallig het buskruit ontdekt in de vroege 14e eeuw. Hij noemde het Schwarzpulver of zwartkruit. Dit rijmt niet met de geschriften van Roger Bacon een halve eeuw eer en het feit dat buskruit zich vanuit China verspreidt over Eurazië via de Mongoolse veroveringen. Wellicht introduceerde Schwarz het in Duitsland. Dat verklaart de doorbraak van buskruit in de rest van Europa. Buskruit bestaat uit salpeter, zwavel en houtskool. Omdat de elementen een ander soortelijk gewicht hebben, is het mengsel instabiel: de salpeter zakt, houtskool drijft. Het tijdrovende mengen in het heetst van de strijd is geen optie. Door het mengsel onder te roeren in brandewijn en het te drogen ontstaan kruitkorrels. Dat was zonde van de alcohol: urine werkte evengoed, zeker als de soldaat de avond vooraf de brandewijn zelf opzoop.

.

1310

.

1311

.

1312

.

1313

.

1314

.

1315

.

1316

.

1315–1317

.

1317

.

1318

.

1319

.

1320

.

Kijken

.

.

1321-1330

Op de hoek van de Gentse Vrijdagmarkt staat sinds het einde van de 16de eeuw een zware bombarde: de Dulle Griet. De oudste bronnen over kruydt en bussen gaan terug op 1320 - even na de Guldensporenslag. Een eeuw later beschikken steden over dit soort onbetrouwbare, onverplaatsbare ijzeren bombardes. Ze dienen doorgaans ter verdediging - het defensief van de stad, omdat ze te zwaar zijn en enkel te verplaatsen zijn met ossen en koeien. De enige invloed die deze vroege generatie vuurwapens heeft op de middeleeuwse muren beperkt zich tot een aanpassing van de schietgaten: een combinatie van de verticale spleet met een ronde opening voor de draagbare vuurwapens. Met haar gewicht van twaalf ton, een lengte van meer dan vijf meter en een smeedijzeren mondkaliber van 640 millimeter is de Dulle Griet de grootste bombarde die nog bestaat. Als de bombardes dan toch het offensief dienden (deze heeft een reikwijdte van 1.500 meter), was het gebruikelijk om ze zo dicht mogelijk bij het doel te brengen, net buiten het bereik van een kruisboog (200 meter). In tegenstelling tot haar kleine zus, de Mons Meg, is over de Dulle Griet nauwelijks historische documentatie te vinden. De naam Griet, Margot, Marguerite en Meggie was gebruikelijk om een donderbus te benoemen: Margaretha was een veel voorkomende naam. Volgens Wikipedia dateert de Dulle Griet uit 1431, gemaakt ten tijde dat Jan van Eyk aan het Lam Gods werkt. De historicus Marc Beyaert restaureerde de Dulle Griet en gaat in tegen de gebruikelijke verklaring die de bombarde de stad laat verdedigen. Hij schrijft: 'Een zware bombarde als de Dulle Griet is a priori een offensief wapen, dat enkel bij belegeringen nuttig kan worden ingezet. De grote investering voor zo'n wapen wordt enkel gedaan door iemand met een strategische visie én zeer ruime middelen, die meent zo'n wapen nuttig en frequent te kunnen gebruiken over een langere periode. Een wapen als de Dulle Griet past derhalve niet in de beperkte militaire optiek van de stad Gent, maar wel in de strategische langetermijnpolitiek van een Bourgondische hertog.' Na 1450 wegen de nadelen van de bombardes door op haar voordelen: duur, moeilijk te maken, moeilijk te transporteren en op te stellen; ze vereisen veel personeel, veel buskruit en speciale projectielen. De opbouw van de stelling nam dagen in beslag en hun gebrekkige wendbaarheid maakte ze kwetsbaar voor de ontwikkelingen na 1450: lichtere, kleinere en mobielere stukken met een grotere vuurkracht en impact. Het einde van regeerperiode van Karel de Stoute, omstreeks 1477, valt samen met het verdwijnen van de bombardes.[35]

.

.

.

.

.

1325

.

.

.

.

.

.

.

.

1331-1340

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

1341-1350: ♣ De bloemen op het veld verwelken

Deze prent uit het Museum Plantin-Moretus van Jan Collaert II (PK.OPB.0186.003) toont de uitvinding van het kompas als een Westers gegeven. Dit is een historische leugen. Het instrument verschijnt voor het eerst in China als de sīnán (司南), een zuidwaarts wijzende lepel voor geomantiek. Zijn bestaan blijkt uit bewaarde exemplaren en uit een tekst uit de eerste eeuw voor onze tijdrekening van Liu Xiang. De vaststelling dat zeilsteen ijzer aantrekt gaat terug op de Meester uit het Demonendal uit de vierde eeuw voor Christus. De oudste navigatiekompassen zijn gemagnetiseerde erts dat op een plankje in water dobbert. De vroegste vermelding van het kompas en de zeenavigatie is in het Chinese boek Tafelgesprekken van Pingzhou uit 1117 van Zhu Yu. Later in de 12e eeuw verspreidt het instrument zich via de Arabieren naar Europa. Het scheepskompas is hier vanaf 1350 een algemene toepassing.

.

1341

.

.

1342

.

1343

.

.

1344

.

1345

.

.

1346
Vijftiende-eeuws manuscript van de Kronieken van Jean Froissart over de slag bij Crécy.

.

.

.


Barbara Tuchman over de slag bij Crécy

Op 26 augustus 1346 stuitten de Engelse legers dertig mijl landinwaarts bij Crécy in Picardië op de Franse troepen. Evenals in een andere augustusmaand, die van 1914, was de strijd het begin van een tijd waarin het geweld steeds toenam en de zaken steeds moeilijker onder controle waren te houden. Het was geen vooropgezet plan van de overwinnaars. Toen Eduard ter ore kwam dat een geweldig leger zich na diens oproep rond de Franse koning verzameld, gaf hij geen blijk behoefte te hebben aan een confrontatie, althans niet voor zich eerst van een veilige aftocht te hebben verzekerd. Hij marcheerde vanaf Parijs in noordwestelijke richting naar het kustgebied langs Het Kanaal, vermoedelijk op weg naar Vlaanderen, waar hij er zeker van kon zijn over schepen te kunnen beschikken. Als dat zijn bedoeling was, had hij weinig kans koning van Frankrijk te worden.
Het Franse leger haalde in geforceerde marsen de Engelsen in voor deze de zee konden bereiken, evenwel niet voordat Eduard, die zich realiseerde dat hij moest vechten, een goede verdedigingspositie op een brede heuveltop boven het dorp Crécy had ingenomen. Voor de strijd waren de Franse edelen zo vol vertrouwen dat zij er al over spraken wie van hun tegenstanders wier goede naam en wapenfeiten zij kenden uit toernooien, zij gevangen zouden nemen. Alleen koning Filips was besluiteloos. Hij was "treurig en bezorgd" en scheen bang te zijn voor nog meer verraad na de desertie van Bretagne en Harcourt, of voor een of ander verborgen gevaar.

Natte boogpezen

Omdat zij aan de vooravond van de strijd hun kamp te ver van de vijand hadden opgeslagen, bereikten zijn troepen het slagveld pas om vier uur in de middag, waardoor zij de zon in het gezicht hadden en de vijand de zon in de rug had. De kruisboogschutters waren moe en klaagden na de lange mars. Hun boogpezen waren nat geworden door een plotseling opgekomen onweer, terwijl de Engelse schutters hun pezen beschermd hadden door deze opgerold onder hun helmen te houden. Wat er toen aan Franse zijde volgde was een chaos van zinloze vermetelheid, pech, fouten, gebrek aan discipline en de chronische bravoure-ziekte van de ridders, die vastbesloten waren om hun moed te bewijzen, niet gehinderd door enig tactisch inzicht of een georganiseerd plan.

Alles loopt fout

Op het laatste nippertje geadviseerd om de aanval tot de volgende dag uit te stellen, gaf Filips de voorhoede het bevel terug te trekken en de achterhoede het bevel halt te houden, maar hij werd niet gehoorzaamd. Zonder de kruisboogschutters de kans te geven de tegenstand in de Engelse gelederen te verzwakken, stormden de ridders in de voorhoede de heuvel op, de vijand tegemoet. De Genuese kruisboogschutters, die buiten schootsafstand van hun doel stonden en door Engelse pijlen werden doorboord, raakten achterop en gooiden hun bogen ter aarde. De koning die bij het zien van de Engelsen van kleur verschoot "omdat hij hen haatte", kon de situatie niet langer in de hand houden. Bij het zien van de vluchtende Genuezen, schreeuwde hij of zijn broer, de graaf van Alençon: "Dood die schurken die ons in de weg lopen!" terwijl zijn ridders "in haast en in het wilde weg" op de schutters inhakten bij hun poging zich een weg te banen. Vanuit deze verschrikkelijke chaos in hun eigen gelederen bestookten de Fransen de vijand met de ene aanval na de andere, maar de gedisciplineerde slagorde van de Engelse handboogschutters, die gehard waren door de langdurige oefening die hun wapen vereiste, hield stand en zaaide verwarring en dood met hun pijlen. Toen kwamen de Engelse ridders te voet naar voren, voorafgegaan door schutters en versterkt door lansdragers en moordlustige lieden uit Wales met lange messen, die zich onder degenen die waren gevallen begaven en hen op de grond doodstaken. De prins van Wales vocht aan het hoofd van één gevechtseenheid terwijl koning Eduard het commando voerde vanaf een windmolen boven op de heuvel. Het gevecht ging door in de schemering en de duisternis tot middernacht tot koning Filips gewond werd weggeleid door de graaf van Henegouwen, die tot hem zei: "Sire, stel uw leven niet moedwillig in de waagschaal", zijn paard bij de teugels nam en hem wegtrok van het slagveld.'[37]

.

♠ BEELDFRAGMENT: Crécy en het ontstaan van de honderdjarige oorlog.

.

1347
Jodenverbranding na een pestepidemie.

.

♠ BEELDFRAGMENT UNIVERSITEIT VAN VLAANDEREN: Wat verraadt jouw taal over jou?

.

1348

.

.

.

.

1349

.

.

1350

.

.

Kijken

.

.

1351-1360

Een fresco uit 1352 met Hugues de Saint-Cher. Dit is een van de vroegste brilillustraties.

.

1351

.

.

.

.

.

1352

.

.

.

1353

.

♣ In een tumultueuze tijd van epidemie en opstand (in Gent, geleid door wevers en molenaars) publiceert Giovanni Boccaccio (1313-1375) zijn Decamerone. Het boek kent, net zoals The Canterbury Tales van Geoffrey Chaucer (1343-1400) dat aan het einde van de eeuw verschijnt, de raamstructuur vergelijkbaar met het Arabische Duizend-en-een-nacht. De titel staat voor het 'Boek der tien dagen' en is een samenstelling van het Griekse δέκα, (tien), en ἡμέρα (hemera of dag). Zeven jonge dames en drie jonkmans vertellen honderd verhalen op een landgoed met weelderige en paradijselijke tuinen buiten de stad Florence. De tuinen contrasteren met de stedelijke epidemische taferelen en de karrenvrachten vol knekels en lijken waar het gezelschap aan wil ontsnappen. Tussen 1348 en 1351 slachtofferen de builenpest, de longpest en andere ziektes 25 procent tot 50 procent van de Europeanen nadat een nieuwe handelsroute met China de verspreiding stimuleert. Het veroorzaakt een keerpunt in de geschiedenis van de Middeleeuwen. Het tekort aan arbeidskrachten en de vrijgekomen erfenissen maken een einde aan de feodaliteit. Maar daar heeft Boccaccio nog geen weet van. Zijn paleis waar het gezelschap zich terugtrekt doet Middeleeuws aan met zijn 'schoonen en grooten hof in het midden en met terrassen en zalen en kamers, allen afzonderlijk zoo fraai mogelijk en met aanlokkelijke, merkwaardige schilderijen en getooid met weiden daarbuiten en wonderbare tuinen en met zeer frissche waterputten en met gewelven vol kostbare wijnen'.[38] Elk personage - de groep noemt zich Brigata - vervult een allegorische rol: Pampinea, Filomena, Neifile, Filostrato, Fiammetta, Elissa, Dioneo, Lauretta, Emilia en Panfilo. Vier vrouwen staan voor de kardinale deugden: Prudentia of voorzichtigheid en wijsheid; Justitia of rechtvaardigheid; Temperantia of de gematigde zelfbeheersing en Fortitudo: moed en sterkte. Drie vrouwen zijn de goddelijke deugden: Geloof, Hoop en Liefde. De jongens vertegenwoordigen het Kennen, het Streven en het Begeren, de drie eigenschappen die Plato aan de ziel toekent. Elke dag zorgt de hofmeester voor spijs en drank en opent hij een ommuurde tuin naast het paleis die het gezelschap overdondert. Rondom en in het midden zijn pijlrechte, brede paden met houtwerk vol druiven. De reuk van de bloemen en planten doen denken aan Oosterse specerijen. Langs de paden bloeien rozen en jasmijn. De tuin is zo aangelegd dat hij tijdens elk dagdeel schoonheid en schaduw biedt. De centrale, blanke marmeren fontein toont wonderbaar beeldhouwwerk. Ze stuwt water vol gedruis de hoogte, er is een molen mee te bewegen. Het water stort neer in een spiegel en verdwijnt langs een geheime afvoer en kunstige kanaaltjes. Daarna komen van alle kanten de dieren: talloze vogels, konijnen, hazen, geiten, jonge herten. Naast de fontein komen de tafels waar de donna's en de jonge mannen liederen zingen en dansen, drinken en eten. Het maakt hen vrolijk en wie het verkiest houdt een siësta. De anderen lezen, schaken of dammen. In de namiddag betreden ze de weide met kort, groen gras en wachten ze hun verslavende verhalen af. Eén verhaal gaat over Masetto van Lamporecchio die zich uitgeeft voor een doofstomme, zijn dienst als tuinman aanbiedt in een nonnenklooster en eindigt in het nonnenbed. Een ander vertelt over een geestelijke die de echtgenoot van een mooie vrouw aan het bidden zet en met de huisvrouw in bed duikt. Vanzelfsprekend botst De Decamerone op tegenstand van latere moraalridders of zedenprekers. De seksuele vrijmoedigheid en hoe de geestelijken hierin een rol in spelen, resulteert in gekuiste versies. Een verhaal dat het niet haalt is dat van Alibech en Rusticus. Een prent toont hen in een tuin met een boom.[39] De oude en ervaren kluizenaar Rusticus neemt de naiëve Alibech in de leer voor het kluizenaarschap. Hij gebiedt haar zijn gedrag te volgen en kleedt zich uit. Ze volgt gewillig en vraagt wat het 'uitsteeksel' is waar zij niet over beschikt. Deze 'verrijzenis van het vlees is de duivel' zegt hij. Zijn duivel pijnigt hem dat hij het amper verdragen kan. Zij is opgelucht. Zo'n duivel heeft ze niet. Rusticus begrijpt haar en vervolgt: 'Jij hebt iets wat ik niet heb.' 'Wat mag dat zijn?', vraagt ze. 'Jij hebt een hellegat en de Lieve Heer stuurt je om mijn smartelijke duivel in jouw hellegat te storten. Je dient er God mee.' De deerne stelt onwetend en bereidwillig haar hellegat ter beschikking op een klein bed. Als hij er zijn duivel naar de verdoemenis stoot, krijgt ze de smaak te pakken. Ze opent zes keer haar hellepoort, in de hoop de duivel te onthoofden. In 1360 zal Boccaccio de Engelse dichter-diplomaat Geoffrey Chaucer ontmoeten tijdens zijn Italiëreis. Uitgerekend dan slaat de pest in Vlaanderen opnieuw toe. De herinnering aan Het grote sterven is nog niet koud. Even een terugblik. De jaren 1348-1351 confronteren de wereld met de Zwarte dood. Als ‘het grote sterven’ Constantinopel bereikt is er geen houden meer aan. Van daar uit verspreidt de zieke zich naar de Balkan, Italië, Spanje, Frankrijk en onze regio. De pest eist 75 tot een 100 miljoen levens; andere bronnen hebben het over 25 miljoen mensen in Europa en Azië. Eén op vier Fransen legt het bijltje. Op 14 februari kent Straatsburg zijn Valentinstagmassaker en verbrandt de menigte twee- tot drieduizend joden. De rest verdrijven ze. In de Lage Landen gaan er pogroms door. Joden zijn zondebok. De Europese bevolkingsafname leidt tot de Renaissance: de overlevenden en hun nabestaanden permitteren zich dankzij erfenissen meer materiële welvaart en wie van arbeid leeft, krijgt beter betaald omdat arbeid schaars is. De besmetting is een mysterie. Gaat het om vergiftigde lucht? Een ongunstige stand van de planeten? Het bekijken van de zieken? Lichtbundels? Satan? Een pauselijke medewerker aan de Sint-Donaaskerk is een goed observator en schrijft in april 1349 - enkele maanden voor de pest uitbarst - naar Avignon: als 'één besmette persoon sterft, (...) dat allen die hem zien, hem bezoeken of iets van hem meenemen, of hem naar zijn begraafplaats dragen, hem meteen in de dood achternagaan.' Lodewijk van Male legt buiten de Brugse stadsmuren een massagraf aan van zes hectare. De pest betekent voor de plichtbewuste zusters, broeders en priesters een ravage: Sint-Kruis, Loppem en Blankenberge komen zonder priester te zitten.[40] In de Vlaamse archieven is van de pestepidemie nauwelijks een spoor, terwijl in Europa de sterftecijfers oplopen tot zestig à tachtig procent. Ontsnapte het dichtbevolkte Vlaanderen aan de Zwarte dood? Blijkbaar niet. De afwezigheid van de archieven duidt op het feit dat de ontreddering in Vlaanderen extreem is. Het zwijgen van de bronnen is drievoudig: 1. boedelbeschrijvingen en de aankoop van doodskisten worden niet meer geregistreerd. 2. Wellicht heeft de overheid belang om de sterfte te verzwijgen, vergelijkbaar het met het begin van de Aidsepidemie. 3. In de overlijdensregisters dagen plots nieuwe handschriften op, soms tot drie keer in hetzelfde boekjaar.[41] De arme en verzwakte stadsbevolking stierf in een hol en 'door de stank van hun lichamen merkten de buren dat zij gestorven waren' schrijft Giovanni Boccaccio die zelf zijn maîtresse erbij verloor. Wie het zich kan permitteren, vlucht de stad uit. De jonge patriciërs uit Florence die Boccaccio beschrijft, trekken zich terug in een buitenhuis 'ver van de wegen verwijderd' en met 'bronnen vol koel water en kelders gevuld met zeldzame wijnen.' Op het platteland is men evenmin veilig. De historica Barbara Tuchman omschreef in haar 'De waanzinnige veertiende eeuw' hoe de boeren dood neervielen op de weg, het veld of in hun huis en hoe de overlevenden zich machteloos en apathisch voelen. Het rijpe koren bleef op de akkers staan, het vee verkommert. 'Met de ontzagwekkende kracht die de natuur eigen is overwoekerde het onkruid de ontgonnen gronden, dijken brokkelden af, het zoute water stroomde weer binnen en maakte het laaggelegen land brak.'[42] De pest nestelt zich in juli 1348 in Normandië. Hun buren van Picardië krijgen een adempauze tot de zomer van 1349. In de zwaarst getroffen Normandische dorpen wapperen zwarte vlaggen op kerktorens. Ze zijn een teken van rouw of van waarschuwing, tot groot jolijt van de mensen uit Picardië, mensen die even later ook door de ziekte geveld worden. Simon van Covino vergelijkt het verdwijnen van deze jonge mensen met het verwelken van de bloemen op het veld.[43] Tenslotte nog dit: vooral erg dicht bevolkte gebieden waren slachtoffers van de pest. Geen twee gebieden in de wereld zijn dichter bevolkt dan Italië en Vlaanderen, toen was dat zo, nu is dat ook nog zo. In deze gebieden kan je met een dagreis al stappend van de ene stad naar een andere. Om zich van de vreemde te onderscheiden, ontwikkelt men dialecten. Enkel in Vlaanderen en Noord Italië zijn er zoveel dialecten te vinden. Dank zij het taalgebruik van de andere weten we of hij al dan niet tot de incrowd behoort. Op die manier ontwikkelt er zich een relatie tussen taal en veiligheid. De Engelse romantiek in de negentiende eeuw maakt de Decamerone opnieuw populair. John William Waterhouse werk uit 1916 -een jaar voor zijn dood- is er de illustratie van en begin jaren zeventig verfilmen de Italiaanse regisseurs Pier Paolo Pasolini -enkele jaren voor hij vermoord wordt- zijn gewaagde en Giuseppe Variwerd zijn erotische/pornografische versie.

.

.

1354

.

.

1355

.

.

1356

.

.

.

.

1357/1358

.

.

.

1359

.

1360

.

.

.

Kijken

.

.

1361-1370

.

.

.

.

.

.

.

.

1368

.

.

.

De Bourgondiërs (1382-1500): Herfstij der Middeleeuwen

1369

.

.

Bart Van Loo schreef een fenomenaal boek over deze dynastie. Wie wat luistertijd heeft, leert een ongeziene verhalenpracht kennen. Een aanrader. Een niet verplichte must. Wie luistert, vermeldt dit best even op het examen.

.

De Bourgondiërs met Bart Van Loo - Aflevering 1

.

De Bourgondiërs met Bart Van Loo - Aflevering 2

.

De Bourgondiërs met Bart Van Loo - Aflevering 3

.

De Bourgondiërs met Bart Van Loo - Aflevering 4

.

.

1371-1380

1371

.

.

.

1372

.

.

1373

[[Bestand:Gravenkapel_Kortrijk.jpg|thumb|550px|Aan de buitenzijde van de Gravenkapel zijn restanten van de Kortrijkse burcht te zien. Werkzaamheden aan de Onze Lieve Vrouwekerk in Kortrijk voltooien de prestigieuze gravenkapel. Ze duurden drie jaar en de kapel is de toekomstige begraafplaats voor Lodewijk van Male.

.

1374

.

.

.

.

.

1375

.

1376

.

.

1377

.

.

1378-1417

.

.

1379

.

.

1380

.

.

.

Kijken

.

.

1381-1390

.

1381

.

.

[[Bestand:Kortrijk.Belfort_002.JPG|thumb|550px|Na de Slag bij Westrozebeke roven de Fransen Manten. Voor wie het verhaal niet kent: Op de torenspits van het Kortrijkse belfort staan de klokkenluiders Manten en Kalle. Dit uurwerk is erg high tech en is nu in Dijon te zien op de Onze-Lieve-Vrouwekerk.]]

1382

.

.

.

1383
Een pelgrimsoord dat naar Maria's besloten tuin verwijst in het noorden van Groningen.

.

.

1384

.

.

.

1385

.

.

.

1386

.

.

.

.

1387

.

.

.

1388

.

.

.

1389

.

.

.

1390

.

.

KIJKEN

.

.

1391-1400

.

1391

.

1392

.

.

1393

.

1394

.

.

1395

.

1396

.

.

.

.

1397

.

.

.

1398
Een donderbus - uitgevonden in 1398 - is een vuurwapen dat in de 16e eeuw populair wordt op het slagveld of als zelfverdediging (bij postkoetsen). De vijand op korte afstand bestoken zonder precisie is de kracht van het wapen. De lading bestaat uit een bundel kogels (de druiventros genoemd) of uit scherven (kwaad scherp gaande naar schrapnel). Varianten kunnen een bundel vuurpijlen afschieten om zeilboten in brand te schieten. Soms is de donderbus zo zwaar dat ze tijdens het gebruik op een gaffel (een soort standaard) wordt gezet. Een nadeel is het herladen.

.

1399

.

.

.

1400

.

.

Kijken

.

.

.

.

1401-1410

Ploegen omstreeks 1410 in Les Très Riches Heures du duc de Berry.

We wandelen de vijftiende eeuw binnen. In Italië, net als Vlaanderen een van de dichts bevolkte gebieden op aard, ontstaat een systeem om lange afstanden te overbruggen. Huur een postpaard tussen twee pleiserplaatsen in. Het systeem zal zich snel over heel Europa verspreiden. De meest comfortabele en veilige wijze om te reizen blijft natuurlijk per boot.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

1411-1420

.

In 1411 bouwt Kortrijk zijn lakenhalle bij het belfort dat dateert uit de vroege veertiende eeuw. De eerste vermeldingen van het belfort gaan terug op 1307, kort na de Gulden Sporenslag. De lakenhalle ernaast is in de zestiende eeuw te klein en een grotere op het schouwburgplein zal ze vervangen.

.

.


.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

1421-1430

Het beleg van Orleans en Jeanne D'Ark.

.

.

.

.

.

♣ Luisteren: De vier boeken van Thomas a Kempis in audio.

.

.

.

.

.

.


♣ De Bourgondiërs met Bart Van Loo - Aflevering 6

.

.

♣ 1431-1440

♣ Het Lam Gods, opengeklapt.

.

1431

.

1432

.

Het gesloten Lam Gods. Enkel op belangrijke dagen en bij misvieringen gaan de panelen open. ♣ Jan van Eyck (ca. 1390-1441) realiseert zijn veelluikig altaarstuk het Lam Gods. In 2016 focust een tentoonstelling in het Gentse Caermersklooster in het Patershol op dit schilderij met als titel 'Een wonderbaarlijke tuin'. Voor de gelegenheid leggen de samenstellers van de expo samen met UGent op de binnenkoer van het klooster een Van Eycktuintje aan. Van Eyk verwerkt 75 hyperrealistische planten en bomen in een weelderig natuurgetrouw decor. De planten komen vooral voor in de paradijstuin op het middenluik. Inspiratie komt uit de middeleeuwse modelboeken en uit de natuur. In 1428 reist Van Eyck in het kielzog van Filips de Goede naar Iberia waar hij zich buigt over de exotische planten. Jaren later duiken ze op in het Lam Gods: de dadelpalm, de vijgenboom, het onvermijdelijke vijgenblad, de cipres. Eva houdt een citroenhybride vast die de ademsappel symboliseert. Het is een kruising van citroen, limoen en pompelmoes. In haar kroon verwerkt Van Eyck meiklokjes en akelei, lelies en damastrozen. Bloemen zijn niet zomaar bloemen, ze hebben een medicinale of een symbolische betekenis. De eeuwig groene cipres en de madeliefjes verwijzen naar de eeuwigheid, lentebloeiers naar de verrijzenis en de middeleeuwse getallensymboliek komt tot uiting in het lelietje-van-dalen met zijn zeven blaadjes of de zeven smarten. Een blauw gemantelde man heeft een afgerukte olijftak in zijn hand: hij is klaar om (het geloof) te enten.[45] Curieus is het menselijke schoonheidsstreven van Van Eyck. Is het de christelijke vrouwonvriendelijke moraal? Een weerspiegeling van een nieuw soortige schoonheid? Een esthetische oefening? Zijn naakte vrouwen geeft hij zoals andere gotische schilderijen een knolvormig lichaam en de mannen dat van een wortel. De voorbije oudheid en de komende Renaissance tonen voluptueuze vormen. [46] Gotische en Germaanse afbeeldingen tonen knolachtige dames en wortelachtige heren. De knolvormen zijn te vinden bij Rogier van der Weydens' Laatste oordeel en in de Tuin der Lusten van Bosch. Net zoals de groente zijn ze bleek, weerloos en wekken ze lust op als schimmelkaas. Ze benadrukken een beschermd en onderdrukt leven als dat van groeten in de moestuin. Zijn Adam (mager en met korte benen) en Eva (een peervorm) zijn bleek en ongezond met uitgezakte buiken, alsof ze eeuwen als ondergrondse knol en wortel wachten tot iemand ze aan het daglicht blootstelt. Met Eva's uitgezakte bolle buik en daaronder haar hand die het vijgenblad achteloos onder haar schaamstreek laat zakken, beklemtoont Van Eyck een bos vol schaamhaar, de volste in de vroegmoderne Europese kunstgeschiedenis. Hans Memling schildert omstreeks 1485 zijn Triptiek van de aardse ijdelheid met zichtbare voor de schaamlippen. Het woord is zo gekozen dat schoonheid en schaamte soms synoniemen zijn.

.

♠ BEELDFRAGMENT I JAN VAN EYCK.

.

1433

.

.

.

.

♠ BEELDFRAGMENT II JAN VAN EYCK.

.

1435

.

.

1436

.

.

1439

De Madonna bij de fontein is het laatst gedateerde werk van Jan van Eyck. Maria staat op de voorgrond van een Hortus conclusus met een zodenbank omsloten door een rozenstruik. In een grasperk groeien bloemen en kruiden, rechts staat een koperen fontein met een leeuw en helder water. De elementen symboliseren Maria's maagdelijkheid en haar scheppingskracht van het leven. Op het centrale paneel van het Lam Gods is eveneens een fontein te zien. De rozen "Rosa Mystica" en irissen "Lilium Convallis" op de achtergrond verwijzen naar een andere naam voor Maria; die van "Plantatio Rosae in Jericho". Het kleine formaat wijst op privédevotie en -contemplatie. Van Eyck liet zich inspireren door de Byzantijnse Maria de Barmhartige, die haar wang zacht, lief en moederlijk naar het het kind beweegt.

.

.

.

1440

.

.

.

Kijken

.

Panorama van de vrijdagmarkt
Panorama van de vrijdagmarkt

.

.

1441-1453

Het hospitaal van Beaune is een pronkstuk van de Vlaams-Bourgondische stijl en de laat-gotiek.

.

1441

.

1442

.

1443

.

1444

.

1445

.

1446

.

1447

.

.

1449

.

1450

De val van Constantinopel (1453) door een zekere Jean Chartier.

.

1451

.

1452

.

1453

.

.

PODCAST: DE BOURGONDIËRS MET BART VAN LOO - Aflevering 7

.

.

Kijken

.

♣ Een Middeleeuws besluit

Let in de Hortus Conclusus op de verzegeling van de waterput, de levensboom, de Engel en Maria.

.

Het klooster, hield Basilius de kinderen voor, 'is als een burcht die de godsvrucht cultiveert, zozeer dat God er wel wil wonen. Buiten de kloostermuren woekert het heidendom, zoals in de wouden de wolvenroedel regeert.' In de warme maanden nam Basilius zijn leerlingen mee naar buiten om hen te laten werken in de kloostertuin. Hij gaf hun onderricht over de geneeskrachtige kruiden die in deze herbularius werden gekweekt. Ook werkten de jongens op knieën in de moestuin en koolhof die net als de boomgaard buiten de ommuring lagen. Ze haalden hout uit nabijgelegen bossen, hielpen met het verweiden van de schapen op het brakke land, zetten strikken om hazen en konijnen te vangen of togen met kleine sleepnetten naar het Noordzeestrand om er krabben, garnalen of scharren te vangen. Op deze wijze werden ze voorbereid op een leven dat contemplatie en handenarbeid met elkaar verbond, volgens de regel die Benedictus van Nursia op schrift had gesteld.

Nico Dros, Willem die Madoc maakte

.

De tuinmetafoor

♣ Niemand minder dan Gerrit Komrij stelt op een Huizingalezing (de lezing is genoemd naar de historicus die we bij het begin van dit hoofdstuk ontmoetten) vast dat in de godsdienst en bijgevolg in de samenleving de tuin een aparte plaats in neemt. Geen religie of samenleving zonder Paradijs, stelt Komrij. Het eerste wat de God van de joden en christenen doet is een tuin scheppen, de hof van Eden. Bij hun verdrijving uit dat Eden schrijft de bijbel niet over de vernietiging ervan, de mens blijft eeuwig zoekend, een verwijzing naar het nomadisme. De sedentatie brengt ons het woord 'paradijs' als het Oud-Iraanse / Perzische paridaeza. Etymologisch betekent het 'omheining' of ommuurde ruimte: de mens wordt sedentiar. De tuin valt dus samen met een streven naar veiligheid, intimiteit en welzijn. Jezus graf ligt in een tuin op Golgotha, op dezelfde plaats als waar Adam begraven is. Zo schrijft Johannes: 'En daar was in de plaats waar hij gekruist was, een hof, en in den hof een nieuw graf, in hetwelk nog nooit iemand gelegd was geweest: aldaar dan leiden zij Jezus' (Joh. 19: 41-42). Bij de Romeinen en bij de Italiaanse villa's uit de renaissance staan grafmonumenten in de tuin: zo hield men contact met het verleden, je viel er als het ware over je voorouders. Wie kent tegenwoordig drie generaties voorvaders? Wie kent zijn vier overgrootmoeders? Ook de kerkhoven zijn tuinen. Toen in de achttiende en negentiende eeuw de verboden kwamen om rond de kerk te begraven, ontwikkelen de nieuwe begraafplaatsen zich tot tuinen. De tuin als omsloten ruimte dient niet alleen om te begraven. Minder bekend is dat de tuin een plaats is voor banketten. We denken aan het banket van de fasant. Ook het liefdesspel vindt zijn weg naar de tuin, de tuin der minne. Het is een plaats voor de heimelijke liefde, het parenspel in de Tuin der Minne of het smachten naar Gods liefde in de kloostertuin. Zo duikt het oeroude verbond tussen Eros en Thanatos in de tuin op. Wist de Lady of Bath in The Canterbury tales niet te zeggen dat er bij een geile mond een geile staart hoort? De tuin is een microkosmos, een complete wereld én net zoals god, een autonome menselijke schepping. Voltaire wist het: had God de mens niet uitgevonden, dan had de mens God uitgevonden. De tuin spiegelt al eeuwenlang de maatschappij en haar spiritueel én rationeel bestel.

Hortus Conclusus

.

De Hortus Conclusus is een tuin als een middeleeuwse kuisheidsgordel, een maagdenvlies. Waren niet alle beroemde middeleeuwse vrouwen onbevlekt ontvangen? Maria in elk geval wel, net zoals haar moeder Sint-Anna.

Op de stille zaterdag voor Pasen richten sommige kerken zich overdadig in met boomtakken, bloemen, gras en licht - het contrast met de soberheid van de voorafgaande veertig dagen is groot. De kerk transformeert tot een tuin die Gods schepping symboliseert. Op paasmorgen verschijnt de 'tuinman' om het afgesloten leven te openen.

De Hebreeuwse woorden gan en ganah zijn afgeleid van het omheinen, het beschutten en het beschermen. De tuin biedt veiligheid, saamhorigheid en wederzijdse aanvaarding. Steden hebben de kenmerken van tuinen, tuin en stad zijn geen tegenstellingen, zoals de visioenen van Johannes duidelijk maken. Als er een bron of een waterstroom is in de tuin, dan is dit in de Oudheid een ongeziene rijkdom, zeker voor de woestijnvolkeren. De koningen van Israël worden in hun tuin begraven.

.

'Echter, er zijn tuinen die als cultusruimte dienen. Tuinen waarin de bomen voorwerp van aanbidding zijn. God gruwelt wanneer Israël zich daar ophoudt, omdat het binnentreden van deze tuinen gelijk staat met het zich afkeren van god. Daarom laten de profeten zich kritisch uit kritisch uit tegenover wie zijn heil zoekt in van God vervreemdende tuinen (Jes. 1:29-30; 65:3; 66:17).[47]

.

♣ 1. Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, die het gras van den berg Gileads afscheren. 2. Uw tanden zijn als een kudde schapen, die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos. 3. Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. 4. Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden. 5. Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de lelien weiden. 6. Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel. 7. Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u. 8. Bij Mij van den Libanon af, o bruid! kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top van Amana, van den top van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden. 9. Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van uw hals. 10. Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn, en de reuk uwer olien dan alle specerijen! 11. Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem; honig en melk is onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk van Libanon. 12. Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein. 13. Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus; 14. Nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloe, mitsgaders alle voornaamste specerijen. 15. O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien! 16. Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!

— שִׁיר הַשִּׁירִים[48]


Wandtapijt "Hortus conclusus" (de gesloten tuin) geweven in Bazel in 1554 behoort tot het Sarnen Benediktiner-Kollegium, Zwitserland.

.

♣ BEELDFRAGMENT B. WYDOOGHE OVER DE HORTUS CONCLUSUS EN HET MAGISCH DENKEN, 12 Min.

.

♣ Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer jullie bij de gazellen, bij de hinden: dwing de liefde niet, je kunt haar niet wekken, niet voor zij het zelf wil. Hoor! Mijn lief! Kijk, daar komt hij aan! Hij springt over bergen, hij huppelt over heuvels als een gazel, als een jong hert, mijn lief. Mijn lief is van mij en ik ben van hem, van hem die graag tussen de lelies weidt. Zo gauw de avondwind komt, zo gauw de schaduwen vervagen, kom dan hierheen mijn lief, en wees een gazel, een jong hert op geurige bergen.

.

Besloten hofje, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

Besloten hofjes

Het lezen van het Hooglied, brengt gelukzaligheid. Spreken ‘over’ de tekst is onmogelijk, alleen spreken ‘in’ de tekst kan. Voor de besloten hofjes geldt iets gelijkaardigs. Begrijpen kan alleen door erin te stappen. Omdat ze besloten en klein zijn, kan dat alleen met een toneeltruck waarbij een personage op de stadswal of in een toren klimt om te spreken over wat niet te tonen is omwille van de technische complexiteit, de seksualiteit of de gruwelijkheid. Homerus gebruikt de truck als hij Helena op de muur van Troje plaatst om de Griekse helden te beschrijven. Bij deze hofjes is Helena niet de woordvoerster maar de kunstenares Berlinde De Bruyckere: ‘Mijn ogen, mijn gedachten zijn wispelturig wanneer ik naar een Besloten Hofje kijk. Ik heb geen vat op het volledige verhaal, vaak zie ik veel verhalen door elkaar. Ik verlies mezelf in de details, in de passie waarmee ze zijn gemaakt. Ik probeer hun geheim te ontrafelen. Bovenal voel ik de vertaling van het Hooglied; vleselijk verlangen gesublimeerd in rijke druiventrossen, weelderige gouden en andere kleurrijke bloemen, bloeiende planten waarin stampers en meeldraden zichtbaar worden en rijpe zaden die openbarsten alsof ze ejaculeren. Dit is wat ik zie. Eigenlijk kijken we naar devoot vrouwelijk handwerk, polychrome beelden en ander ambachtswerk. Deze veelheid aan materialen en technieken verbloemen een verborgen verlangen dat mij nieuwsgierig maakt.’[50]

Tuinieren met de geest

Een ondiepe houten bak met wat figuurtjes, devotionele decoratie in een tuindecor. Kenmerken die doen denken aan een rariteitenkabinet. Tegenwoordig zou het mixed media heten. In werkelijkheid zijn het gemonteerde schrijnen die het Mechelse Onze-Lieve-Vrouwegasthuis een half millennium koestert. Een besloten hof is een Hortus Conclusus in miniatuur. Wilde woeker en bloeiende bloemen verwijzen naar het Paradijs. Sommige symbolen komen terug: de eenhoorn, druiventrossen, het Agnus Dei… Een laag hek en een poortje sluiten de tuin af. De besloten hofjes zijn te vinden in Antwerpen, Balen, Bergen, Brecht Brugge, Diest, Geel, Mechelen, Melsbroek, Namen, Herentals en Tongerlo, in Arras in Frankrijk en op diverse plaatsen in Duitsland. De meest coherente verzameling is de Mechelse. Zeven schrijnen van de Augustinessen overleefden de beeldenstorm en de Franse Revolutie. Samen zijn ze een oefening in materieel tuinieren met kleurrijke stoffen, gouddraad, zijde en metaal, glas en perkament, met relieken, medaillons, menselijke botmateriaal, sculpturen, wassen zegels, insignes. Samen zijn ze een oefening in geestelijk tuinieren met herinneringen aan bedevaarten, gesprekken en gezangen in een tuin die herhaaldelijk te verrijken is. Deze intimistische versmelting van verfijnde werkjes en weetjes vervormen de tegenstelling tussen hoge, mannelijke kunst en de vrouwelijke huisvlijt tot een verrassende tussenruimte. In een getuigenis uit 1455 schenkt een man zijn ‘tuin versierd met zijden bloemen’ als erfenis aan een jonkvrouw. De hofjes hebben hun hoogtepunt in de vijftiende en zestiende eeuw, tot aan de vooravond van het Concilie van Trente. Zowel geestelijken als leken, mannen als vrouwen, ambachtslui, adel als burgerij zijn bewonderaars, makers en aanbidders. Voelen ze de bui hangen? Dat het Concilie deze miniatuur die perfect past in de persoonlijke thuisdevotie zal verbieden?[51]

De eenhoorn

Het Mechelse hofje met de jacht op de eenhoorn getuigt hoe Maria het dier temt en zuivert van het zondige gif. Sinds Plinius de Oudere is geweten dat de eenhoorn uit India uiterst wild en niet te vangen is. Isodorus van Sevilla (560-636) weet dat de maagdelijke schoot het dier tam maakt. Het legt er zijn hoofd en slaapt in. Hadewijch interpreteert dit in haar dertiende-eeuwse Mengeldichten als een wijze om god te vangen. Het hofje omschrijft Maria’s maagdelijkheid als ‘een tuin die overvloeit van alle heerlijkheden en van vele kostbaarheden, nooit door enige smetten aangeraakt, die de herstelde bloem voortbrengt van genade.’ Die bloem staat voor het Christuskind. Het hofje legt de relatie tussen de maagd en de verlossing. Zij toont de toegang tot het paradijs, niet het paradijs met de zondeval, maar het paradijs na het einde der tijden: het nieuwe Jerusalem. En hoe dat er uitziet, blijft verborgen tenzij voor de aandachtige kijker. Wie de hofjes goed bekijkt, ziet het ruitmotief als basis. Het raster vol ruiten duikt al vroeg op in de Byzantijnse kunst en staat voor controle en orde, aanwezigheid en afwezigheid, volle en lege ruimten. De rastervormige ruimte gaat samen met de disciplinaire maatschappij en weerspiegelt zich in geweven stoffen, sluiers, kledij, gordijnen en het heilig weefsel dat tegelijk vangnet en membraan is. Het vangnet laat niemand verloren gaan en het membraam onttrekt het goddelijke geheim en het creatieproces aan het oog.[52]

.

.

.

.

Examen

.

A-Vragen

.

(S&V).Akko, Begijnhof, begijn, begarde, belfort, Bernard De Rijckere, Boudewijn met de IJzeren arm, Boudewijn IX, broeltorens, Broelmuseum, Carcassonne, draaitrap, eros, ex voto, feodaliteit, Gilles de Rais, gotiek, Gulden Sporenslag, Groeningemuseum, Guido Gezelle, Gwijde van Dampierre, Heilige Barbara, Heilige Katharina, Heilige Graal, Herfsttij der Middeleeuwen, honderdjarige oorlog, horigheid, Hortus Conclusus, hospitaalridders, Huizingalezing, Johanna & Margaretha van Constantinopel, Jeanne D'Ark, Johan Huizinga, kalender, kampstraat (Pottelberg), katafalk, Karel van Mander, kruistocht, lakenhalle, magisch wereldbeeld, Middeleeuws Kortrijk, Mont Saint Michel, Noormannen, Normandië, Onze Lieve Vrouwekerk, Onze Lieve Vrouwenhospitaal, Romaanse bouwkunst, ronde tafel, Sint-Maartenskerk, Sint-Maarten, slag bij Westrozebeke (1382), stadsomwalling, stadspoort, symbolisch denken, stadsrechten, tanatos, de valse Boudewijn.

.

.

B-Vragen

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

C-Vragen

.

.

.

.

.

.

.

Bronnen

  1. Geciteerd in: SUZANNA IVANIC, vertaald door Jaap Slingerland. Katholiek. De beeldcultuur van het katholicisme, KokBoekencentrum, Utrecht, 2022, p. 13, 24 en 140.
  2. PIERRE TROUILLEZ. De Germanen en het Christendom. Een bewogen ontmoeting, Davidsfonds, Leuven, 2010, p. 191 & 339.
  3. URBAN T. HOLMES. De wereld van Bernard van Clairvaux. In: National Geographic Society, Riddertijd, 1975, p. 30 & 138
  4. FRANKOPAN, Zijderoutes, p. 88.
  5. MARC BOONE. Historici en hun métier. Een inleiding tot de historische kritiek, Academia, Gent, 2015, p. 171.
  6. Henri Pirenne beweert het omgekeerde en zegt dat de Islam-expansie de breuk tussen Oost en West veroorzaakt.
  7. FRANKOPAN spreekt van een co-existentie, p. 106.
  8. FRANKOPAN, p. 101-105.
  9. JAN DUMOLYN & TJEN MAMPAEY (Eds.). België. Een geschiedenis van onderuit, Epo, Berchem, 2012, p. 219.
  10. MARION & WERNER KÜSTENMACHER, vertaald door A. C. Swierienga. Labyrinten. Een ontdekkingsreis door de wereld van labyrinten en doolhoven, Panta Rei, Katwijk, 2001, p. 56.
  11. JAN J.B. KUIPERS. Vikingen. IJzeren eeuwen om de Noordzee, WalburgPers, Zutphen, 2020.
  12. Zie bijvoorbeeld: BRIGITTE MEIJNS. Dreiging uit het noorden. In: HARRY DE PAEPE & LIEN LAUWAERT. Het verhaal van Vlaanderen. De geschiedenis van de prehistorie tot nu, Manteau, Antwerpen, 2022, p. 72-73.
  13. BEN WILSON. Metropolis, p. 154.
  14. Of deze cijfers betrouwbaar zijn is onduidelijk. Zie hiervoor JAN J.B. KUIPERS. Vikingen, p. 115.
  15. DAVID NICHOLAS, p. 109.
  16. MARTIN GAPARROS, vertaald door Hendrik Hutter, Marjan Meijer en Corrie Rasink. Honger. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2015, p.94.
  17. 'Als ze mensen dood willen martelen, perforeren ze hun navel, trekken daar het uiteinde van hun ingewanden doorheen en binden ze dat aan een spies; vervolgens leiden ze het slachtoffer met zweepslagen in het rond tot de ingewanden naar buiten gutsen en het slachtoffer voorover op de grond valt. Anderen binden ze aan een paal en doorboren ze met pijlen. Weer anderen moeten hun net uitsteken en die vallen ze dan aan met getrokken zwaar en proberen met een enkele slag hun nek af te snijden. Wat zal ik zeggen over de allerergste verkrachtig van vrouwen? Erover spreken is erger dan erover zwijgen.' SIMON SEBAG MONTEFIORE, vertaald door Martine Both & Margeet de Boer. Gesproken geschiedenis. Toespraken die de wereld hebben veranderd, Spectrum, Amsterdam, 2020, p. 231-233.
  18. DAN JONES, vertaald door Roelof Posthuma. De kruisvaarder. De strijd om het heilige land, Omnibook, Utrecht, 2019, 192 ev.
  19. DAN JONES, vertaald door Roelof Posthuma. De Kruisvaarders. De strijd om het Heilige Land, Omniboek, Utrecht, 2019, p. 221-228.
  20. DAVID NICHOLAS. Vlaanderen in de middeleeuwen. Horizon, Schoten, 2015, p. 100.
  21. R. Harmignies, Notes à propos du lion de Philippe d'Alsace, comte de Flandre, in Archivum Heraldicum 84 (1970), pp. 24–26.
  22. R. HARMIGIES. Notes à propos du lion de Philippe d'Alsace, comte de Flandre. In: Archivum Heraldicum 84 (1970), p. 24–26.
  23. THERA COPPENS. Johanna en Margaretha. Gravinnen van Vlaanderen en prinsessen van Constantinopel, Meulenhof, Amsterdam, 2019, p. 79.
  24. NICO DROS. Willem die Madoc maakte. Van Oorschot, Amsterdam, 2021.
  25. REGINE PERNOUD, vertaald door Thérèse Fisscher, Judith Chambille & Lucie Dorren. De Middeleeuwen. Een herwaardering, Ambo, Baarn, 1992, p. 111.
  26. SJOERD LEVELT & AD PUTTER, vertaald door Thea Summerfield & Esther Putter. De Noordzee over en weer. Het literaire erfgoed van Nederlands-Engelse betrekkingen 1066-1688, University Press, Amsterdam, 2021, p. 10.
  27. JELLE BREUKER. 'Middeleeuwse Franse tuin. Hun geschiedenis, hun hedendaagse staat, Aspekt, Soesterberg, 2011, p. 29-31.
  28. https://www.dbnl.org/tekst/aken002ever01_01/aken002ever01_01_0002.php online]
  29. Een voorbeeld in Le Labyrinthe-Jardin des Cing Sens du château d'Yvoire bij het Meer van Genève.
  30. JELLE HAEMERS & BART DEWILDE. "We sterven liever door lood dan van honger". De strijd voor sociale en politieke erkenning, in: JAN DUMOLYN & TJEN MAMPAEY (Eds.). België. Een geschiedenis van onderuit, Epo, Berchem, 2012, citaat op p. 113.
  31. JELLE HAEMERS & BART DEWILDE. "We sterven liever door lood dan van honger". De strijd voor sociale en politieke erkenning, in: JAN DUMOLYN & TJEN MAMPAEY (Eds.). België. Een geschiedenis van onderuit, Epo, Berchem, 2012, p. 111.
  32. PHILIPPE DESPRIET. 'Kortrijk 1302.' Gulden sporen ontstaan en evolutie, iconografie en mythe, Archeologische stichting Zuid-West-Vlaanderen, Kortrijk, 2002, p. 73. Voor een heldere en korte beschrijving van de oorzaken van de Guldensporenslag zie: BRIGITTE RASKIN. De taalgrens. Of wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt, Davidsfonds, Leuven, 2012, p. 40-41.
  33. SJOERD LEVELT & AD PUTTER, vertaald door Thea Summerfield & Esther Putter. De Noordzee over en weer. Het literaire erfgoed van Nederlands-Engelse betrekkingen 1066-1688, University Press, Amsterdam, 2021, p. 42 ev.
  34. DAVID NICHOLAS, p. 213.
  35. MARC BEYAERT. De Dulle Griet in Gent. in: LUC DE VOS. Burchten en forten en andere versterkingen in Vlaanderen. Davidsfonds, Leuven, 2002, P. 93 ev.
  36. BARBARA TUCHMAN. De waanzinnige veertiende eeuw. Agon, Amsterdam, 1990, p. 126-127.
  37. BARBARA TUCHMAN. De waanzinnige veertiende eeuw. Agon, Amsterdam, 1980, p. 111-112.
  38. GIOVANNI BOCCACCIA, vertaald door J.K. Rensburg. De Decamerone., 1905, p. 24.
  39. JAN WILLEM GEERINCK. De geschiedenis van de erotiek. Van holbewoner tot markies De Sade, Van Halewijk, Leuven, 2011, p. 40-42.
  40. JOREN VERMEERSCH. 1349. Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde. 2019.
  41. PIETER VAN DOOREN. Zwarte dood spaarde Vlaanderen niet. In: De Standaard, maandag 4 februari 2019, p. D8.
  42. BARBARA TUCHMAN. De waanzinnige veertiende eeuw. Agon, Amsterdam, 1990, p. 122-124.
  43. Verder lezen: MARK HEIRMAN. 1347-1772. De zwarte dood, hoe de pest Europa veranderde, Houtekiet, Antwerpen, 2018.
  44. LUC SURDUACOURT. De Marollen. Een eeuwenoud misverstand, Davidsfonds, Leuven, 2018, p. 141-151;
  45. PAUL VAN DEN BREMT & HILDE VAN CROMBRUGGE. Een wonderbaarlijke tuin. Flora op het Lam Gods, Provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 2016.
  46. In 1956 merkt de historicus Kenneth Clark dit op.
  47. C.J. DEN HEYER & P. SCHELLING. Symbolen in de bijbel. Woorden en hun betekenis, Meinema, Zoetermeer, 2000, p. 453-455.
  48. Hooglied
  49. Deze liefdesverklaring vergelijkt de geliefde met snelheid en vruchtbaarheid. Oude natuurvolkeren vereren herten omdat hun gewei op zonnestralen lijkt. De zon is een levensbrenger en het afwerpen van vacht en gewei is de overwinning op de dood. Een legende verhaalt hoe het hert met zijn gewei gifslangen uit de grond delft. Het hert eet zonder vrees want het water uit de bron des levens neutraliseert het gif. Het Middeleeuwse graalepos identificeert het hert met Christus. MARION & WERNER KÜSTENMACHER, vertaald door A. C. Swierienga. Labyrinten. Een ontdekkingsreis door de wereld van labyrinten en doolhoven, Panta Rei, Katwijk, 2001, p. 102.
  50. Berlinde De Bruyckere. Geciteerd in: It almost seemed a lily. Berlinde De Bruyckere in dialoog met de Mechelse Besloten Hofjes. In: Museum Hof van Busleyden, Mechelen 15.12.2018-12.05.2019.
  51. Voor een gedetailleerd overzicht van de Middeleeuwse tuin, zie vooral: JELLE BREUKER. Middeleeuwse Franse tuinen. Hun geschiedenis, hun hedendaagse staat, ASPEKt, Soesterberg, 2011. Bibliotheek Roeselare.
  52. HANNAH ITERBEKE. De Besloten Hofjes in primaire bronnen: de productie en receptie herbekeken; ROB FAESEN. De nieuwe paradijstuin en de eenhoorn; BARBARA BAERT. Groeien, maken, betekenen, met speciale aandacht voor de paperollen. In: LIEVE WATTEEUW & HANNAH ITERBEKE (Eds.). De Besloten Hofjes van Mechelen, Laatmiddeleeuwse paradijstuinen ontrafeld, Hannibal, sp. 2018, p. 22, p. 66, p. 76-77, p. 83-87. P. VANDENBROECK. Hooglied. De beeldwereld van religieuze vrouwen in de zuidelijke Nederlanden, vanaf de 13de eeuw, In: Tentoonstellingscatalogus, Paleis voor Schone Kunsten Brussel, Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 1994, 91-104.