Leander Schlegel
Leander Schlegel in Onze Musici 1911
Geboren 2 februari 1844
Overleden 20 oktober 1913
Beroep componist, muziekpedagoog, pianist
(en) Discogs-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Leander Schlegel (Oegstgeest, 2 februari 1844Overveen, 20 oktober 1913) was een Nederlands componist, pianist en muziekpedagoog.

Levensloop

Zijn vader was de latere Leidse hoogleraar in de dierkunde en kunstminnaar Hermann Schlegel, afkomstig uit het Duitse Altenburg, toen nog conservator. Hij kwam naar Nederland in 1825 en trouwde Cornelia Buddingh uit Alkemade. Zuster Cécile Schlegel was jarenlang verbonden aan de Nederlandse Wagner-vereniging en werd in 1896 tot erelid benoemd. Broer Gustaaf Schlegel werd bekend sinoloog. Leander Schlegel huwde in 1878 in Haarlem met Emma de Waal Malefijt, kleindochter (via Adriaan) van Johannes de Waal Malefijt. Hij werd getroffen door een beroerte en begraven op Begraafplaats Groenesteeg in Leiden.

Leander begon al vroeg met pianospelen. Rond zijn tiende kreeg hij daartoe les aan de Muziekschool in Leiden, hij kreeg er tevens les op viool en in zang. Hij kon al vrij snel tijdens die opleiding zitting nemen in een strijkkwartet. Van 1858 tot 1860 studeerde hij aan de Koninklijke Muziekschool in 's-Gravenhage. Daar waren zijn docenten Charles van der Does (piano) en Willem Nicolaï (orgel, harmonieleer en compositieleer). Daarop volgde nog een studie aan het Conservatorium in Leipzig, waar hij les kreeg van Salomon Jadassohn en Carl Reinecke. Leander[1] Vanaf 1866 reisde hij als klaviervirtuoos en begeleider door Frankrijk en Duitsland. Hij was ook enige tijd muziekdirecteur te Brunswijk.

In 1871 werd Schlegel directeur van de Toonkunst muziekschool te Haarlem; ook stichtte hij een eigen muziekschool, aldus Onze Musici ("Inrichting van onderwijs in muziek"). Ondertussen bleef hij binnen de kamermuziek musiceren met musici als Willem Kes en Isaäc Mossel.

Zijn eerste werken dateren uit 1880. De muziek van Leander Schlegel werd vooral buiten Nederland uitgevoerd, met name in Berlijn en Wenen. Vooraanstaande critici vergeleken zijn vocale en instrumentale muziek met die van Robert Schumann en Johannes Brahms, hetgeen hem de bijnaam "De Haarlemsche Brahms" opleverde (aldus Max Kolbeck, een vroege Brahmsbiograaf).

Werken naar opusnummer

Tussen 1904 en 1912 plaatste Willem Mengelberg drie werken van hem op de lessenaars van het Concergebouworkest: Der sächsische Prinzenraub (opus 21), Pianoconcert (opus 16 met soliste Lucilla Tolomei en het Vioolconcert (opus 33, solist Henri Marteau).

Literatuur