Tractuur

Onder de tractuur van een orgel wordt de overbrenging verstaan, die de mechanische acties van de bespeler aan de speeltafel of klaviatuur doorgeeft naar de onderdelen in het orgel, die de acties moeten uitvoeren. De mechanische acties van de organist kunnen zijn:

Toets- en registertractuur

De term tractuur wordt vooral gebruikt voor nadere duiding van de toetstractuur en de registertractuur.

Samen noemt men beide tracturen ook wel het Regeerwerk.

Tractuurtypes

Er zijn vier tractuurtypes:

Essentieel voor de keuze van een type tractuur is de kracht die nodig is om de toets in te drukken en de tijd die zit tussen het indrukken van een toets en het aanspreken van een pijp.

Mechanische tractuur kan leiden tot een zwaarder toucher, maar zorgt ook voor direct contact tussen de toets en de pijp, waardoor de speler controle heeft over de aan- en afspraak van de pijp (dus het begin en eind van de toon.) Met name als meerdere manualen aan elkaar gekoppeld worden en bij 19e eeuwse instrumenten met veel 8'-registers en hoge winddrukken, kan de speelaard van een mechanisch instrument zwaar worden.

Systemen die zorgen voor een lichtere speelaard geven de speler echter geen controle over de aan- en afspraak. De speler drukt een toets in, en het ventiel in de windkast "wordt voor hem geopend". Afhankelijk van het type tractuur kan hierbij echter vertraging optreden in de tijd tussen het indrukken van de toets en de aanspraak van de pijp.

Een manier om mechanische tractuur lichter te maken is de Barkermachine, een 19e eeuwse uitvinding waarbij een pneumatisch systeem tussen de mechanische systemen van klavier en windlade wordt geplaatst, en die veel werd toegepast door de bouwer Cavaillé-Coll.

Klokkenspel

Bij een klokkenspel, ook wel beiaard of carillon genoemd, maakt men gebruik van tracturen om de toetsen en pedalen te verbinden met de klepels van de klokken.