portret Matta (rond 1960)
Sculptuur Chaosmos uit 2002 in Viersen

Roberto Antonio Sebastián Matta Echaurren (Santiago de Chile, 11 november 1911Civitavecchia, 23 november 2002), was een Chileense architect, schilder en beeldhouwer. Roberto Matta (ook wel Matta) was van Baskische, Spaanse en Franse origine.[1] Hij geldt als een belangrijke vertegenwoordiger van het surrealisme. Hij is de vader van kunstenaar Gordon Matta-Clark.

Leven en werk

Na een afgebroken studie architectuur aan de Pontificia Universidad Católico de Chile in Santiago ging Matta in 1933 naar Parijs, waar hij tot 1934 in het architectenbureau van Le Corbusier werkte. Hij maakte gedurende enkele jaren talloze reizen, waarbij hij vele kunstenaars leerde kennen. Zo bezocht hij in 1934 Spanje, waar hij met de dichters Rafael Alberti en Federico García Lorca kennis maakte. Lorca introduceerde hem bij Salvador Dalí, die Matta voorstelde wat tekeningen aan André Breton te tonen. Door de kennismaking met deze twee surrealisten werd het werk van Matta in belangrijke mate door hen beïnvloed. Volgens Dalí sloot hij zich pas in 1937 formeel bij de surrealistische beweging aan.[2] Hij schreef onder andere voor het surrealistische tijdschrift Minotaure een bijdrage over architectuur[3]. Andere reizen maakte hij naar Londen, waar hij kennismaakte met de beeldhouwer Henry Moore en de kunstenaar Roland Penrose en Scandinavië, waar hij de architect Alvar Aalto trof. Ten slotte maakte hij, vanwege een bouwproject, ook nog een reis naar Rusland.

In 1938 begon Matta te schilderen en hij nam direct deel aan de grote tentoonstelling der surrealisten, de Exposition internationale du surréalisme in de Galerie des Beaux-Arts in Parijs. Een van zijn eerste werken was A Yennes, in de serie genaamd Morphologies psychologiques. Wegens het dreigende oorlogsgevaar week hij eind 1938 uit naar New York, waar hij als schilder veel succes had. Reeds na zes maanden kreeg hij een expositie in de galerie van de kunsthandelaar Julian Levy, die in de Verenigde Staten de belangen van de surrealisten behartigde. Toch stootten de surrealisten Matta in 1947 uit hun groepering, waarin hij overigens in 1959 weer werd opgenomen. Na een oponthoud in Chili keerde Matta in 1948 weer naar Parijs terug, maar hij vestigde zich in Italië. In Rome werkte hij gedurende de vijftiger jaren in een gezamenlijk atelier met de kunstenaar Fabius von Gugel (1910–2000). Regelmatig werkte hij gedurende de zestiger jaren in Cuba met kunststudenten samen. In 1968 nam hij deel aan een cultureel congres in Havana. Gedurende de onlusten van mei 1968 engageerde hij zich met de studentenbeweging en in 1973 nam hij fel stelling tegen de militaire putsch van generaal Pinochet in Chili. Ook in zijn werk liet Matta zich vaak inspireren door politieke gebeurtenissen, zoals het proces en de terechtstelling in 1951 van Julius en Ethel Rosenberg en de oorlogshandelingen en folteringen gedurende de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog van 1954 tot 1962.

Matta werd uitgenodigd voor deelname aan documenta II (van 1959), III (van 1964) en 6 (van 1977) in Kassel. Hij kreeg in 1992, in de afdeling kunst, de Prins van Asturiëprijs.

Matta stierf in 2002 in Civitavecchia in Italië.

Werken (selectie)

Zie ook

Zie de categorie Roberto Matta van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.