Robert Harry Lowie (Wenen, 12 juni 1883Berkeley, 21 september 1957) was een Amerikaanse antropoloog en expert op het gebied van de indiaanse culturen van Noord-Amerika.

Robert Lowie werd in Wenen geboren als Robert Heinrich Löwe. Hij kwam in 1893 met zijn ouders mee naar de Verenigde Staten, waar zijn naam aan het Engels werd aangepast. Hij studeerde aanvankelijk aan het City College of New York, later bij de befaamde Franz Boas aan de Columbia University waar hij In 1908 zijn Ph.D. haalde. In 1909 werd hij assistent-conservator aan het American Museum of Natural History in New York. Hij werkte onder conservator Clark Wissler en evenals hij specialiseerde Lowie zich op de culturen en samenlevingen van de oorspronkelijke bewoners van Amerika. In 1917 werd hij assistent-hoogleraar aan de University of California in Berkeley en van 1925 tot aan zijn pensioen in 1950 was hij er hoogleraar in de antropologie.

Lowie verbleef vele malen voor lange perioden ergens op de Great Plains en verrichtte belangrijk etnografisch veldwerk bij de Shoshone, Mandan, Hidatsa, Arikara en Crow. Ook deed hij onderzoek bij inheemse bevolkingsgroepen in het Zuidwesten van de Verenigde Staten en in Zuid-Amerika.

De oriëntatie van Lowie was 'Boasiaans': gekant tegen het cultureel evolutionisme van de voorafgaande antropologische fase; wars van veelomvattende, vaak speculatieve theorieën, en een nadruk op concreet onderzoek en controleerbare feiten. Samen met collega Alfred Kroeber in Berkeley werd Lowie een gezaghebbende geleerde en onderzoeker die de antropologische wetenschap verder ontwikkelde en in nieuwe, moderne banen leidde. Zijn Primitive Society (1920) en zijn etnografische studies die gewijd zijn aan de Crow gelden als de hoogtepunten van zijn oeuvre.

Selectie bibliografie

Literatuur