Hoewel er nog geen echte politie in de Klassieke Oudheid bestond, waren er wel al verscheidene instellingen die instonden voor de orde en veiligheid in het oude Griekenland en Rome.

In de Griekse wereld

De zorg voor orde en veiligheid was voor de Atheners aanleiding om enkele ter zake bevoegde korpsen in het leven te roepen. Tussen het einde van de 5e en het begin van de 4e eeuw v.Chr. onderhield de polis Athene een korps van zogenaamde "Scythische boogschutters" (οἱ Σκύθαι), die instonden voor de ordehandhaving tijdens de zittingen van de Ekklèsia of de Heliaia. Het betrof hier staatsslaven, gerekruteerd uit de fysiek sterkste slaven, die in de regel van Scythische afkomst waren of althans door Scythen op de slavenmarkt werden verkocht. Deze "agenten" werden in de komedies (o.a. van Aristophanes) regelmatig gekarikaturiseerd als "niet al te snuggere" krachtpatsers.

Voor politietoezicht op staatseigendommen, havencomplexen, straten en markten bestonden er (ook in verscheidene andere poleis) eveneens specifieke colleges. Sinds de democratische hervorming van Kleisthenes bestonden ze te Athene telkens uit tien leden, voor één jaar verkozen, één uit elke phyle. We onderscheiden:

Eigenlijke ‘politie’ met nachtelijke opdrachten, burgerwachten, kwamen er pas in de Romeinse periode, en dan nog vooral in de hellenistische grootsteden. Sommige steden onderhielden politiebeambten (nyktostratégoi / νυκτοστρατηγοί) aan het hoofd van een politiekorps (nyktophylakes / νυκτοϕύλακες; letterlijk: "nachtwachten") voor nachtelijke patrouillediensten.

In de Keizertijd beschikten de stadhouders van de provincies in hellenistische gebieden over belangrijke ordestrijdkrachten (eirenarchai / εἰρηναρχαί; letterlijk: "vredeheersers") voor het opsporen van misdadigers. Naast politiekorpsen van daartoe opgeroepen burgers in kleinere lokaliteiten waren er natuurlijk overal kleinere eenheden van het Romeinse leger gestationeerd, die desgevallend ook politiediensten verrichtten.

In het Romeinse Rijk

Tijdens de Republiek werd er in de stad Rome maar een ondergeschikt belang gehecht aan politiediensten met de bedoeling de rust en de veiligheid van de burgers te garanderen. Dit verklaart de vele relletjes en ongeregeldheden van allerlei benden en personen, waarvan de literatuur ons heel wat staaltjes heeft nagelaten (onder meer Clodius, Milo, Catilina, ...). Hogere magistraten cum imperio beschikten over hun lictores en viatores om de orde rond hun persoon te handhaven.

Eigenlijke politiebevoegdheid hadden ook de tresviri capitales of nocturni.

Augustus richtte te Rome drie cohortes urbanae op, die later in aantal nog zouden toenemen. Zij hadden daadwerkelijk politietaken te vervullen, terwijl de vigiles eerder voor de brandweer instonden. Deze cohortes stonden onder het rechtstreekse bevel van de praefectus urbi die eveneens over onruststokers in de stad moest waken. Op juridisch gebied werkte hij samen met de quaestiones perpetuae.

In andere grote steden, in de regel centraal gelegen in belangrijke gebieden, waren óók cohortes urbanae werkzaam, o.a. in Carthago en Lugdunum. In de provincies waren orde en tucht een zorg voor de provinciale stadhouder, die desgevallend een beroep kon doen op het plaatselijke Romeinse garnizoen.