Schijfhorens | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Planorbarius corneus | |||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||
| |||||||||
Familie | |||||||||
Planorbidae Rafinesque, 1815 | |||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||
Schijfhorens op Wikispecies | |||||||||
(en) World Register of Marine Species | |||||||||
|
Planorbidae zijn een familie van de slakken die over de hele wereld voorkomen in zoet water. De Nederlandstalige naam is schijfhorens. Dit is verwarrend omdat er ook soorten tot deze familie behoren met een hoger gewonden schelp en zelfs soorten met een schelp die in het geheel niet gewonden is maar napvormig is. Vaak wordt de naam posthorens of posthorenslakken voor deze familie gebruikt. Dit is echter niet de officiële Nederlandstalige naam voor deze groep. Gebruik van deze naam voor deze groep zorgt voor veel verwarring en moet vermeden worden. De familie bestaat uit ongeveer 250 soorten.[1]
Planorbis Müller, 1773 is het typegenus van deze familie.
Schelpen zijn in een plat vlak gewonden of in een hoger gewonden spiraal. Schelpen uit de laatste groep zijn linksgewonden. In feite zijn alle Planorbidae anatomisch linksgewonden, ook de soorten met schelpen die in een plat vlak gewonden zijn zoals de verschillende 'posthoren' soorten. Dit was vroeger niet bekend en daarom werden schelpen van deze groep altijd afgebeeld als rechtsgewonden soorten. Het is tegenwoordig nog steeds gebruikelijk om de schelpen rechtsgewonden af te beelden. In feite is dit dus fout.
De meeste soorten hebben een betrekkelijk dunne en gladde schelp, echter soorten met opvallende sculptuur komen ook voor. De mondrand is scherp, niet verdikt en niet omgeslagen.
Soorten met een hoog gewonden schelp hebben een meestal spleetvormige navel die echter vaak geheel bedekt is.
In hoogte variëren de meeste soorten tussen ongeveer 6 mm en 6 cm. De platte soorten bereiken meestal geen grotere hoogte dan ongeveer 2 cm.
Schijfhorens hebben geen operculum om de schelp mee af te sluiten.
Schijfhorens hebben in tegenstelling tot de meeste andere weekdieren hemoglobine in het 'bloed' zitten. Hierdoor zijn deze dieren in staat zuurstof efficiënter op te nemen dan andere weekdieren. Door de aanwezigheid van deze stof heeft het lichaam een roodachtige tint. Dit wordt vooral duidelijk bij albino dieren.
De meeste soorten leven in zoet water, er zijn er ook die zwak brak water verdragen.
Voorouders van de Schijfhorens komen met zekerheid sinds het Jura voor, de modernere soorten zijn zich sinds het Krijt beginnen te ontwikkelen.
In Noordwest Europa komen ongeveer 20 levende soorten voor. Daaronder zijn enkele exoten. Verder zijn van deze regio uit het Cenozoïcum (vooral uit het Kwartair) enkele fossiele soorten bekend.
Deze familie heeft vertegenwoordigers verspreid over de hele wereld in alle vochtige tropische en gematigde klimaatzones.