Paolo Giovio
Monument voor Paolo Giovo door Francesco da Sangallo, in de San Lorenzo Basilica, Florence

Paolo Giovio (Paulus Iovius genoemd; Como, 9 april 1483Florence, 11 december 1552) was een Italiaans arts, historicus en biograaf. Door het vroege overlijden van zijn vader (in 1500) werd hij opgevoed door zijn oudere broer Benetto, een historicus en humanist voor wie Paolo veel bewondering had.

Biografie

Hij studeerde eerst filosofie in Padua bij Pietro Pomponazzi en Alessandro Achillini.[3] Dit interesseerde hem niet echt en daarom dompelde hij zich onder in een reeks wetenschappelijke, literaire en artistieke onderwerpen. Zijn bijdrage aan al deze vakken vergrootten zijn reputatie in vele disciplines.[4] Hij begon dan aan een opleiding geneeskunde in Padua, hoewel hij heimelijk al verlangde naar een literaire carrière.[3] Nadat hij zijn graad van dokter behaalde en als arts in Como werkte, trok hij, vluchtend voor een plaag van de pest, in 1516 naar Rome. Hier werd hij arts aan het pauselijk hof.[5]

het toenmalige milieu in Rome

Aan het eind van de 15e eeuw werd het hof een steeds belangrijkere maatschappelijke speler. De vestiging van het bestuur op een vaste plek bracht een dichte concentratie van ambtenaren, adviseurs, intellectuelen en kunstenaars met zich mee. Het is met deze ontwikkelingen op de achtergrond dat de eerste Romeinse renaissance zich ontplooide. Als homo novus en humanist had hij grote ambities. Hoewel hij niet echt de christelijke leefregels volgde,[5] zette hij zich zijn hele leven in om een kardinaalszetel te bemachtigen.[6]

Giovio in Rome

Paus Adrianus VI benoemde hem rond 1522 tot kanunnik van de kathedraal van Como.[7] Paus Leo X sloeg Giovio tot ridder en benoemde hem tot professor retoriek aan de Romeinse Universiteit. De Romeinse Academie onthaalde hem vervolgens met veel enthousiasme. Met de val van Rome in 1527 is hij veel bezittingen en manuscripten (die hij onder andere via de Academie had verkregen) verloren. Hierna zonderde hij zich een tijdje af naar het eiland Ischia.[6] Tijdens de val van Rome heeft hij paus Clemens VII (geboren als Giulio De’Medici), die hij voortdurend vergezelde, geholpen en als dank daarvoor benoemde die hem in 1528 tot bisschop van Nocera.[3] Giovio was immers goed bevriend met de familie Medici.[8] Nadat hij is afgewezen door paus Paulus III (die hem in 1549 de titel van bisschop van Como niet wilde geven) en het Vaticaan moest verlaten, keerde hij terug naar Como en vervolgens in 1550 naar Florence, waar hij uiteindelijk gestorven is. In de kerk San Lorenzo werd hij begraven. Aan de trappen van deze kerk die uitgeven op de Bibliotheca Laurenziana staat zijn standbeeld (door Francesco da Sangallo).[3]

Werken

Architecturaal

Giovio’s overtuigingen waren onlosmakelijk verbonden aan het humanistisch gedachtegoed. In het begin van de 16e eeuw hechtte men nog veel belang aan het geloof in absolute zekerheden. In de humanistische kringen was men er heilig van overtuigd dat Vitruvius een architectuur had beschreven die tijdloos en dus altijd geldig was.[9] Een voorbeeld hiervan waren de Vitruviaanse elementen in zijn villa. Zo stelde hij duidelijk in zijn testament dat men zelfs geen nagel van zijn villa mocht verwijderen.[10] Alles diende in de huidige staat behouden te worden. Dit toont aan dat ook Giovio ervan overtuigd was dat wat nu goed en geschikt is, ook later goed en geschikt zal blijven. Giovio realiseerde twee grote architecturale projecten. Na verder onderzoek zal duidelijk worden dat Giovio architectuur vooral ziet als een betekenisdrager.

Historisch

Paolo Giovio

Briefwisseling

Giovio’s brieven werden al in zijn tijd gezien als stilistische modellen en vaak werden sommige van zijn brieven uitgegeven in zestiende-eeuwse verzamelingen. De namen waarmee hij correspondeerde zijn zeker en vast indrukwekkend. Onder hen zijn Keizer Karel V, Frans I en Hendrik II van Frankrijk, Eduard VI van Engeland, de heersers van Milaan en Mantua, de pausen Clemens VII en Julius III, Aretino, Bembo en Giorgio Vasari. Door de briefwisseling werd Giorgio Vasari geïnspireerd ook een biografisch werk te schrijven, ‘Vite’ genaamd. Uit zijn brieven kan men afleiden dat Giovio een goed geïnformeerd man was naar wiens woorden aandachtig geluisterd werd. De taal die Giovio gebruikte is een belangrijk kenmerk van zijn brieven. Als humanist was hij een goede latijnse schrijver, maar het grootste deel van zijn brieven schreef hij in het Italiaans. Had Giovio een generatie eerder geleefd, dan zouden zijn brieven in het Latijn zijn geschreven. Had hij een generatie later geleefd, zouden zijn brieven in het Italiaans zijn geschreven.