Een odo is een Surinaams spreekwoord of gezegde. Veel odo's stammen uit de periode van slavernij. Het zijn levenswijsheden in sranan (de Surinaamse taal) die voorouders hebben nagelaten. Hoewel veel uit de orale traditie verloren is gegaan hebben verschillende volkskundigen dit cultureel erfgoed weten vast te leggen. Sinds de millenniumwisseling is de odo bezig met een revival.

Orale traditie

[bewerken | brontekst bewerken]

De odo is een specifieke vorm van orale traditie die zijn wortels heeft in Afrika. Bepaalde odo’s hebben dan ook equivalenten in Afrikaanse landen. Odo's verwijzen vaak naar een specifieke gebeurtenis en hebben een opvoedende of adviserende functie. Soms dient een odo om iets te zeggen wat niet direct door eenieder begrepen hoeft te worden; het heeft dan een dubbele betekenis. Een odo kan een sneer bevatten die de toehoorder uitdaagt.

In de Afro-Caribische diaspora bestaan veel vrijwel identieke odo’s; weliswaar met taalverschillen, maar met dezelfde boodschap. Odo’s zijn niet weg te denken binnen de creoolse cultuur.[1] Veel Surinaamse schoolkinderen moesten echter 'hun mond wassen' als de Hollandse leerkracht Surinaams hoorde spreken. Odo's werden dus niet onderwezen, je kon ze alleen thuis of op straat horen.[2]

De Surinaamse odo heeft een eigen grammatica -anders dan de spreektaal- en is aan codes onderhevig in welke gevallen ze gebruikt kan worden. Veelal is het de oudere generatie Surinamers die nog precies weet hoe dat moet.[3]

Vastlegging

[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel de overlevering grotendeels mondeling geschiedde is schriftelijk vastlegging van de odo's van groot belang geweest. Dit gebeurde eerst door 'buitenstaanders' (19e eeuw), daarna door 'insiders' (20e eeuw). Zo accumuleerde de kennis.

19e eeuw

[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele kolonisten hebben al vroeg het cultuur-historisch belang van de odo's ingezien. Vroege verzamelaars ervan waren de landbouwkundige Marten Teenstra (1795-1864), de zendelingen Heinrich Wullschlägel (1805-1864) en Willem Boekhoudt (1822-1894), alsmede de missionaris Henri Rikken (1863-1908).

20e eeuw

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de onafhankelijkheid van Suriname groeide het odo-archief gestaag verder door werken van onder meer Nel Bradley (1931-1986), Johanna Elsenhout (1910-1992), Guno Hoen (1922-2010), Michaël Slory (1935-2018) en Julian Neijhorst (19??).

Voorbeelden

[bewerken | brontekst bewerken]

Evenals veel Afro-Surinaamse liedjes, grappen, Anansi-verhalen en Du-uitvoeringen functioneerde menig odo als een verborgen cultureel protest. Voor een onderdrukte bevolkingsgroep was het een relatief veilige expressiemethode, een ingehouden strijdmiddel.

Twee voorbeelden uit Wullschlägel (1856):[9]

Twee voorbeelden uit Neijhorst (2002):[10]

Revival

[bewerken | brontekst bewerken]

De populariteit van de klassieke odo's groeit. Sinds 2011 worden cursussen gegeven met het doel jongeren te inspireren tot het schrijven, gebruiken en op een waardige wijze presenteren van odo's.[11] Vanaf 2018 brengt NAKS jaarlijks een tweetalige iconenkalender uit waarin bij elke maand een odo is geplaatst.[12] Tijdens (koto)shows worden vaak odo’s voorgedragen.[13] Maar voordat de odo wordt ‘aangesneden’ wordt ze eerst uitgelegd. Odo’s snijden geschiedt tegenwoordig vooral op of rond ketikoti, de dag waarop de slavernij in Suriname werd afgeschaft.[1] Odo dringt door in de populaire cultuur.[14]