Matthijs of Matthias De Visch (Reninge, 22 maart 1701 - Brugge, 25 april 1765) was een Vlaams kunstschilder.

Levensloop

[bewerken | brontekst bewerken]

Matthijs of Matthias De Visch was de zoon van Matthijs De Visch en Catherine van den Bussche. Vader De Visch die ongeletterd was, was gedeeltelijk landbouwer en gedeeltelijk manusje-van-alles in dienst van de heerlijkheid Hofland.

Volgens zijn eerste biograaf, Pieter Ledoulx, kwam De Visch al vroeg naar Brugge om er tekenlessen te volgen bij kunstschilder Jozef van den Kerckhove (1667-1724). In de in 1717 opgerichte Vrije ende Exempte confrerie van de teeken- ende schilderconste won hij in 1721 de eerste prijs voor het tekenen naer figeure.

Om zich te volmaken trok hij eerst naar Parijs, vervolgens naar Italië en verbleef er enkele jaren, meer bepaald in Venetië, Parma en Piacenza. Zijn vriendschap aldaar met een lokale schoonheid heeft Ledoulx ertoe gebracht een indianenverhaal te vertellen (door de meeste biografen na hem overgenomen en aangedikt) als zou De Visch met de jonge dame getrouwd zijn en haar daar achtergelaten hebben toen ze weigerde met hem naar Brugge terug te keren. De vriendschap was er wellicht, het huwelijk alvast niet.

In 1732 was De Visch weer in Brugge en vestigde hij zich aan de Spiegelrei, waar hij een privé-academie oprichtte voor het geven van lessen in tekenen en schilderen. Begin 1737 trouwde hij met de negen jaar jongere, in Lo-Reninge wonende, Petronilla Iweins (Oostvleteren 6 juni 1710 - Brugge, 21 juli 1782). Ze kregen acht kinderen. De drie zoons die Matthijs overleefden, waren (amateur-)kunstschilder. Van de kinderen is geen nageslacht meer. Petronilla werd een actieve zakenvrouw en baatte een winkel in textielgoederen uit in de Kuipersstraat.

Directeur van de Brugse Kunstacademie

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1738 werd op initiatief van De Visch de kunstacademie, die rond 1728 was ingesluimerd, opnieuw in de Poortersloge georganiseerd en hij werd er 'professeur-principael' of directeur. Hij bleef deze functie uitoefenen tot aan zijn dood. Ondertussen voldeed hij aan heel wat opdrachten voor schilderijen, hoofdzakelijk portretten en themata met religieuze onderwerpen.

In de nacht van 28 op 29 januari 1755 woedde een hevige brand in de Poortersloge. Het gebouw was niet overdreven erg beschadigd, maar alle aanwezige kunstwerken, met inbegrip van de verzameling eigen tekeningen en verzamelde prenten van De Visch gingen in de vlammen op. Nog hetzelfde jaar was het gebouw hersteld en kon de academie opnieuw zijn deuren openen.

Veel van de leerlingen van De Visch hebben kleine of grote naam gemaakt in de kunst. We vernoemen: Antoon Suweyns, Dominiek Plasschaert, Willem Duhamel, Jacques De Rycke, Paul de Cock, Paul-Louis Cyfflé, Bernard Verschoot, Jozef Beke, Pieter Pepers, Pieter Ledoulx, Hubert de Cock, Norbert Heylbrouck jr, Jacob Dubois, Andries De Muynck, Jan Legillon, Eustachius Malfait jr, Jozef Malfait, Jan Billoo, Karel Van Poucke, Jozef Fernande, Joseph-Benoît Suvée, Willem Dumery sr.

Als directeur werd De Visch opgevolgd door Jan Garemijn.

Werken

[bewerken | brontekst bewerken]
Portret van de klokkengieter Joris Dumery.
Portret van keizerin Maria-Theresia, 1749 (Groeningemuseum).
Allegorie van de edelsmeedkunst, 1758 (Groeningemuseum).

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Matthias de Visch van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.