Het kleinood, er is geen ster

De Koninklijke Orde van Maria Louisa of Réal Orden de María Luisa, recent ook Orden de las Damas Nobles de María-Luisa geheten, werd op 21 april 1792[1], andere bronnen noemen 19 maart 1792[2], ingesteld door Karel IV van Spanje ter ere van zijn echtgenote Maria Louisa.

Geschiedenis

In de 18e en 19e eeuw zijn tal van damesorden ingesteld aan de Europese hoven. Zo bestonden in Wenen de Orde van de Slavinnen van de Deugd en de Orde van het Sterrenkruis, in München een Elisabeth-orde en in Sint-Petersburg een Orde van Sint-Catharina. Spanje bezat daarentegen nog niets vergelijkbaars. In de 18e-eeuwse damesorden werden edelvrouwen, men moet vooral aan de hofdames en aristocrates in hofkringen denken, opgenomen. De orden deden aan liefdadigheid en zij hielden religieuze plechtigheden. Politiek was het van belang om de adel met deze patronage aan de persoon van de vorst te verplichten.

In het oprichtingsdecreet overweegt de Spaanse koning dat "de koningin, zijn zeergeliefde gemalin, een nieuw middel kreeg om die adellijke dames die zich door hun diensten, werkzaamheden en eigenschappen onderscheidden, een teken van haar hoogachting te schenken" en dat de koningin zelf benoemingen mocht verrichten.

De Spaanse Bourbons twistten onderling en waren zo onvoorzichtig om Napoleon I in het conflict te betrekken. De Franse keizer zette Karel IV af en sloot de koning, de koningin, de minnaar Manuel de Godoy en de intrigerende kroonprins op in Franse kastelen. Koning Jozef Bonaparte van Spanje hief een aantal Spaanse orden, waaronder de Maria-Louisa-Orde in 1808 op, maar na de restauratie van de Bourbons werd de orde op 24 november 1816 door de nieuwe koningin, Maria Isabella opnieuw ingesteld.

De dertig dames moesten eenmaal per maand een ziekenhuis voor vrouwen of een weeshuis bezoeken en jaarlijks een mis voor de gestorven dames van de orde bijwonen. In 1796 kregen de dames in een op 20 maart getekend decreet het predicaat "Excellentie". Op 25 oktober 1800 werd ook een secretaris van de orde benoemd. Men mocht zelf een verzoek indienen om tot een van de ordedames te worden benoemd, oude adel was daarvoor een voorwaarde[3].

Tweemaal per jaar werden de dames geacht een kapittel bij te wonen en daar de hand van hun soevereine en Eerste Dame te komen kussen. Zij moesten ook bijzondere aandacht aan de verering van de heilige Ferdinand en aan de verering van de heilige Lodewijk, voorvader van de Bourbons, bijzondere aandacht besteden. Dit betekende dat de orde alleen aan katholieke edelvrouwen verleend kon worden omdat protestanten en aanhangers van andere geloven deze heiligen niet vereren. In de 19e eeuw ziet men desondanks dat protestantse edelvrouwen en ook Japanse prinsessen, zij zullen de shintogodsdienst hebben aangehangen, in de orde werden opgenomen. In het geval van de Franse keizerin Eugénie werd ook niet op de "oude adel" aan moederszijde gelet.

In de 19e eeuw werd het gebruikelijk dat het steeds de werkelijke koningin, niet de koningin-moeder zoals in Rusland bij de Orde van Sint-Catharina het geval was, de orde bestuurde.

Een decreet van 28 oktober 1851 legde vast dat de dames 300 reales moesten schenken aan de kas van de orde. In dit decreet werd ook vastgelegd dat een benoeming in deze orde moest worden goedgekeurd door de ministerraad. Zij zouden in het vervolg in het "Boletín Oficial del Estado" (de Staatscourant) worden gepubliceerd. Deze veranderingen zijn stappen op de weg van een ridderorde van een autocraat of absolutistisch vorst naar een ridderorde in een modern constitutioneel koningschap met ministeriële verantwoordelijkheid.

Maria-Louisa te midden van haar familie

Na het aftreden van koningin Isabella II van Spanje heeft de regent, generaal Serrano, de orde van Maria-Luisa omgedoopt in een "Orden por la de Damas Nobles de España".

Koning Alfons XII van Spanje heeft in zijn decreet van 28 november 1878 vastgelegd dat de "Edele Dames" het kleinood van de orde bij minder plechtige gelegenheden ook aan een klein lint mochten dragen.

In een decreet van de Spaanse Republiek van 24 juli 1931 werd de orde officieel afgeschaft wat betekende dat een gezelschap van deze aard geen onderdeel van een regeling van de geseculariseerde Spaanse staat kon zijn. De graaf van Barcelona, erfgenaam van Alfons XIII, de verbannen koning, benoemde daarop in 1941 de prinsessen van zijn huis desondanks tot dames in de Maria-Luisa-Orde. Op grond van het in het staatsrecht en in het internationaal recht aanvaarde Ius sanguinem mag een voormalige soeverein of het hoofd van een voormalig regerend huis orden stichten en verlenen. In de daaropvolgende jaren werd ook Sophia van Griekenland tot dame in de orde benoemd. Zij heeft de orde gedragen tijdens de plechtigheid op 22 november 1975 waarop zij en Juan Carlos I tot koning en koningin werden uitgeroepen.

Verval van de Orde

Op dit moment heeft de orde nog steeds een enkele graad, die van "Dama Noble" en het aantal dames is als vanouds beperkt tot dertig, waarbij de Spaanse prinsessen en de koningin niet worden meegerekend. Omdat de orde na 1936 en de val van de monarchie zo zelden werd verleend, zijn er in het begin van de 21e eeuw bijlange na geen dertig dames meer in leven. Tijdens de periode van Alfons XIII kende de orde een bloeitijdperk: in de 29 jaar werden ruim 235 dames van adel opgenomen. Na de restauratie van de monarchie kende de orde echter een snel verval: Juan Carlos beperkte zich tot drie benoemingen[4], en diens zoon heeft sinds zijn eedaflegging nog geen enkele dame benoemd. Anno 2023 zijn er slechts 3 dames in leven.[5]

De versierselen

Het kleinood is een ingewikkeld uitgevoerd gouden achtpuntig kruis van Malta. Op sommige kruisen zouden kleine gouden ballen op de acht punten zijn bevestigd[6]. Op de vier violet geëmailleerde armen[7] met hun brede witte rand is een gouden ketting gelegd die achter de twee gouden torens in de armen van het kruis langsloopt en bevestigd is aan de halsbanden van twee springende gouden leeuwen.
In het centrale ovale medaillon is de heilige Ferdinand binnen een violette ring zonder opschrift geschilderd. Op de keerzijde staat het monogram van de stichteres "ML". Op de ring staat " RL. Ordn. Dla. Reina Maria Louisa".

Als verhoging is een gouden, groengeëmailleerde lauwerkrans gebruikt. De krans is met een blauw lint vastgeknoopt. Op deze wijze is het kleinood met het lint verbonden.[8]

Het lint is wit met twee brede violette strepen[9]. Men droeg het kleinood niet zoals bij damesorden gebruikelijk is aan een strik op de linkerschouder maar aan een grootlint over de rechterschouder op de linkerheup. Op de heup werd dan een grote, rijk geplooide rozet bevestigd. Men plooide het lint in de 19e eeuw, toen de mode voorschreef dat dames aan het hof gedecolleteerd verschenen, zo dat het geplooide lint de blote schouder niet raakte maar laag op de overgang tussen schouder en bovenarm werd vastgenaaid. Anders dan bij de meeste onderscheidingen die aan een grootlint gedragen werden, is er nooit een corresponderende ster geweest.


De dames van de orde 1792 - 2008

Maria Luisa van Parma, een van de eerste dames met het lint van de orde.

Tweede honderdtal, de benoemingen na 1800

Derde honderdtal

Maria Christina, de 222e dame en regentes van Spanje met het lint van de Maria-Luisa-Orde

Vierde honderdtal

Benoemingen in de 19e eeuw

Vijfde honderdtal

Isabella, prinses van Asturië wapen (1874-1880) met de cordelière van een weduwe en de Maria-Luisa-Orde, ze was de 473e dame
Eugénie; keizerin der Fransen met de Orde van Maria-Luisa

Zesde honderdtal

Zevende honderdtal

Achtste honderdtal

Negende honderdtal

Tiende honderdtal

Maria in Beieren met het lint van de orde en de strik van de Beierse Theresia-Orde

Elfde honderdtal

Twaalfde honderdtal

Literatuur