Kedingen was gedurende het ancien régime een richterambt in het Overijsselse drostambt Twente. Het richterambt heeft bestaan tot de grote reorganisatie door Napoleon Bonaparte. De andere waren die van Ootmarsum, Oldenzaal, Enschede, Delden, Borne, Diepenheim, Haaksbergen en de Heerlijkheid Almelo. Elk richterambt was genoemd naar een plaats, die men als hoofdplaats kan noemen. Met uitzondering van Kedingen. Dit hangt ten dele samen met het feit dat het is ontstaan uit samenvoeging van meerdere plaatsen: Rijssen, Goor, Wierden, Markelo.
In 1385 blijkt uit een lijst van richters dat deze vier plaatsen hun eigen richter hadden. In het begin van de 15e eeuw zijn de richters van Markelo en Wierden verdwenen en zijn hun gebieden bij die van Goor en Rijssen gevoegd. Maar ook deze twee ambten, die van Rijssen en Goor komen in één hand. In 1439 komt voor het eerst de naam voor van het richterambt van Kedingen. In 1811 werd het opgeheven en uit Kedingen en de stadsgerichten Goor en Rijssen ontstonden de gemeenten Goor, Rijssen en Wierden. In 1818 werd Goor opgesplitst in de gemeenten Markelo en Goor.
De beide steden Rijssen en Goor hebben in vele disputen het recht van de Hoge Bank geëist. Beide steden pretendeerden het recht te bezitten. Rijssen was als stad ouder dan Goor en pretendeerde daarom het oudste recht te hebben. Goor pretendeerde weer ouder te zijn dan Rijssen vanwege de bisschoppelijke burcht te Goor. Uiteindelijk blijkt dat Rijssen de Hoge Bank houdt welke op het Schild te Rijssen staat. Een aantal houten banken in een gespannen en geheghend gericht. Maar voor de gewone civiele rechtspraak wordt Kedingen verdeeld in de Rijssense Kwartieren en de Goorse Kwartieren en hebben beide hun richters en onderrichters.
Kedingen telde een groot aantal havezaten. In bijna elke buurschap lag er wel een.
Onderstaande huizen werden wel door adel bewoond maar gaven geen recht op zitting in de Ridderschap.