Joseph Kervyn de Lettenhove

Joseph Kervyn de Lettenhove (Sint-Michiels, 17 augustus 1817 - 2 april 1891) was een Belgisch historicus en politicus voor de Katholieke Partij.

Levensloop

[bewerken | brontekst bewerken]

Joseph Constantin Marie Bruno Kervyn de Lettenhove, vanaf 1861 baron, was de zoon van Joseph Guillaume Kervyn (Gent, 1767 - Brugge, 1837) en van Eugénie de Heere de Beauvoorde (1784-1873), dochter van de laatste schout van Brugge, Bruno de Heere. Hij trouwde met Eugénie de Laage de Bellefaye (1820-1880). Ze hadden tien kinderen, met nakomelingen tot heden.

Kervyn ging in Parijs studeren en behaalde in 1832 het 'baccalauréat des lettres'. In 1836 werd hij licentiaat in de rechten. Hij richtte zijn studies echter vooral op de geschiedenis en volgde aan de Sorbonne vooral de cursussen van Jules Michelet, François Guizot en Saint-Marc Girardin. In 1839 was hij weer in België en wijdde zich voortaan aan historisch onderzoek en publicaties. In 1847-1850 publiceerde hij zijn eerste werk, het zesdelige Histoire de Flandre, waarvoor hij in 1851 de vijfjaarlijkse prijs voor vaderlandse geschiedenis kreeg. In 1850 werd hij tevens lid van de Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique.[1]

Van 1861 tot 1891 zetelde hij voor de Katholieke Partij in de Kamer van volksvertegenwoordigers, als verkozene voor het arrondissement Eeklo. In de Kamer was hij de jarenlange woordvoerder van zijn partij in kwesties van onderwijs, verkiezingen en Vlaamse problematiek, waarbij hij vooral de Vlaamse taal in rechtszaken verdedigde. Hij werd minister van Binnenlandse Zaken in 1870 in de regering-D'Anethan, maar moest het jaar nadien al aftreden, net als de hele regering, nadat de door hem tot gouverneur van Limburg benoemde Pierre de Decker, een van zijn voorgangers, betrokken was geraakt in het financieel schandaal veroorzaakt door het faillissement van de bankier André Langrand-Dumonceau.

Van 1863 tot 1882 stond hij in voor de publicatie van 42 volumes met oude teksten, onder meer de geschriften van Jean Froissart en Georges Chastellain. In 1865 werd hij eveneens lid van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, waarvan hij van 1871 tot aan zijn dood de voorzitter was. Ook in dit kader gaf hij 16 volumes uit in de serie 'Chroniques belges inédites'.

Joseph Kervyn werd in 1886 voorzitter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, waarvan hij sinds 1864 bestuurslid was. Hij volgde in deze functie kanunnik Joseph-Olivier Andries op en werd zelf opgevolgd door graaf Thierry de Limburg Stirum.

Publicaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]
[bewerken | brontekst bewerken]
Voorganger:
Eudore Pirmez
Minister van Binnenlandse Zaken
1870-1871
Opvolger:
Charles Delcour
Voorganger:
Joseph-Olivier Andries
Voorzitter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge
1886-1891
Opvolger:
Thierry de Limburg Stirum