Kasteel De Wildenborch ca. 1800 door een anonieme schilder

Joost van Limburg Stirum graaf van Limburg en van Bronckhorst, heer van Styrum, Wisch, Borculo en Lichtenvoorde en banierheer van Gelre en Zutphen, (Borculo, 19 april 1560Kasteel De Wildenborch, 7 augustus 1621).

Joost was de oudste zoon van graaf Herman Georg van Limburg Stirum en Maria van Hoya en kleinzoon van Ermgard van Wisch.

Heerlijkheid Borculo

Kasteel Borculo (1720)

Joost erft door Ermgard, zijn grootmoeder, de heerlijkheden Bronckhorst, Borculo en Lichtenvoorde, het Huis te Eerbeek en Kasteel De Wildenborch. In 1612 richt Joost zich tot het Hof van Gelderland met het verzoek om hersteld te worden in de bezittingen die het Borculose gericht in 1555 aan zijn grootmoeder had toegewezen. Munster verzette zich hier tegen, omdat het Hof niet bevoegd was, want Borculo behoorde niet tot Gelderland. Bovendien was er nog een proces hangende voor het Rijkskamergericht in Spiers. Binnen deze kwestie werd nog onderscheid gemaakt tussen: het leen Borculo met alles wat daartoe behoorde (kasteel, stad, leengoederen), de allodiale goederen (die weliswaar in bezit waren geweest van graaf Joost, maar geen hofhorig of leengoed van de heerlijkheid waren), lenen die via huwelijk aan de heren van Borculo waren gekomen (de Solmse of Ottensteinse leengoederen) en Lichtenvoorde (al vanaf de Middeleeuwen strijdig tussen Münster en Bronkhorst; Gelders of Graafschaps is Lichtenvoorde in ieder geval in de Middeleeuwen niet geweest).

Pas op 20 december 1615 deed het Hof van Gelderland een uitspraak in het voordeel van Gelre, die Borculo als Zutphens leen schonken aan graaf Joost, kleinzoon van Georg van Limburg-Stirum.[1] Lichtenvoorde was datzelfde jaar tijd door Münster in bezit genomen, maar een jaar later wordt Lichtenvoorde op 10 januari 1616 door troepen van de Staten van Gelre onder leiding van kapitein Kreijnck ingenomen (op 25 februari 1616 volgt Borculo) en werd graaf Van Limburg Stirum ook heer van Lichtenvoorde[2].

Huwelijk en kinderen

Joost trouwde op 2 maart 1591 in Detmold met gravin Maria van Schauenburg-Holstein-Pinneberg (Slot Bückeburg, 14 oktober 1559 - Kasteel De Wildenborch, 3 oktober 1616) erfvrouwe van Gemen. Zij was een dochter van Otto IV van Holstein-Schaumburg (ca. 1517 - Slot Bückeburg, 21 december 1576) graaf van Holstein Schauenburg Pinneberg en Elisabeth Ursula van Brunswijk-Wolfenbuttel (ca. 1539 - Detmold, 3 september 1586) en daardoor een kleindochter van Joost I van Holstein-Schauenburg (1483-1531) en Marie von Nassau-Dillenburg (1491-1547), dochter van Johan V graaf van Nassau-Dillenburg, Vianden, Dietz en Siegen (1455-1516) en Elisabeth van Hessen-Marburg (1466-1523).

Zij hadden de volgende kinderen:

Wapens