Gelderse broederstrijd
situatie van het Hertogdom Gelre in 1350
Datum voorjaar 1350 - 23 mei 1361
Locatie Hertogdom Gelre
Resultaat Het Hertogdom beland in mei 1361 in handen van Eduard van Gelre
Strijdende partijen
Reinoud III van Gelre Eduard van Gelre
Leiders en commandanten
* Reinoud III van Gelre
* Frederik van Heeckeren van der Eze
* Jan van Arkel, bisschop van Utrecht
* Jan van Kleef, graaf van Kleef
* Lodewijk, bisschop van Munster
* Arend van Arkel, heer van Zoelen
* Jan IV van Arkel
* Otto van Arkel
* Frederik van Ulft †
* Hendrik van Lathum
* Sweder III van Voorst en Keppel
* Eduard van Gelre
* Gijsbert V van Bronckhorst
* Willem II van Gulik
* Engelbert III, graaf van Mark
* Dirk IV van Meurs
* Frederik, graaf van Meurs
* Frederik van Baar (of Baer) †
* Gerard, heer van Amersooi
* Jan van de Kemenade[1]
* heer van Blaarsveld
* Emmerik van Druten
moord op Emmerik van Druten.

De Gelderse Broederstrijd (ook wel 'Broeder en burgertwist'[2]) was een elfjarige oorlog (1350-1361) gestart door Eduard van Gelre tegen zijn oudere broer Reinoud III van Gelre, over de erfopvolging van het hertogdom Gelre. Na overlijden van de vader van de broers, Reinald II, volgde Reinald III hem op 10-jarige leeftijd op. De feitelijke macht ligt in handen van de rijke Gelderse familie Van Heeckeren en men ging zich meer op Frankrijk richten in plaats van op Engeland en de Duitse prinsen. Als wapenstilstand wordt gesloten met het machtige Rooms-Katholieke Aartsbisdom Utrecht en dit in 1347 verschillende gebieden in het Salland en Twente overneemt, ontstaat onvrede onder de gegoede bevolking. Een rivaliserende familie, Van Bronkhorst, zet Eduard ertoe aan de hertogelijke macht op te eisen.[3][4] In het machtsvacuüm dat ontstaat proberen ook de steden meer rechten te krijgen, zoals Venlo. De strijd trekt door alle standen en het hele hertogdom.

De oorlog werd op 23 mei 1361 (op Urbanusdag) beëindigd met de Slag bij Tiel waar Reinoud III van Gelre gevangen werd genomen.

Achtergrond

Reinoud III en Eduard waren zoons van hertog Reinoud II van Gelre en Eleonora van Engeland. Eleonora werd tijdens haar huwelijk verstoten door Reinoud II, vanwege haar vermeende melaatsheid. De mare gaat dat zij op een dag haar man Reinoud II op het Valkhof in Nijmegen bezocht, zich ontkleedde om te tonen dat ze geen melaatse was, vervolgens zou ze voorspeld hebben dat haar man een vreemde dood zou sterven en hun zonen om de titel van hertog zouden strijden.

Dit alles kwam uit, maar zal niet de ware reden zijn geweest voor deze oorlog. Rond 1350 kwamen de diverse partijstrijden bovendrijven, gedeeltelijk zou dit gekomen zijn door de steden die veel bestuursrechten kenden en partijdigheid vormden. In Holland en Zeeland werd deze partijstrijd de Hoekse en Kabeljauwse twisten genoemd, In Gelre zou het vernoemd worden naar twee riddergeslachten die elkaar haatten de Bronkhorsten en de Heeckerens. De strijd zou begonnen zijn nadat de heer van Bronkhorst bezittingen van de Heeckerens in het Oversticht in brand had gestoken.

Verloop

Rond 1349-1350 zoekt Reinoud III steun bij de Heeckerens omdat hij te veel onder de invloed van de Bronkhorsten staat. Tegelijk zoekt zijn jongere broer Eduard naar middelen om eigen grondgebied te vergaren, hij krijgt de steun van de Bronkhorsten; het gevolg is een broederstrijd.

Nasleep

Reinoud III werd van 1361 tot 1366 opgesloten in Kasteel Rosendael en van 1366 tot 1371 opgesloten op Kasteel Nijenbeek. Eduard bestuurde Gelre van 1361 tot 1371 zelfstandig, totdat hij overleed met de Slag bij Baesweiler in 1371. Reinoud III werd vrijgelaten omdat Eduard geen opvolgers had, echter overleed Reinoud drie maanden later.

Eerste Gelderse Successieoorlog

De erfopvolging werd betwist door de twee halfzusters van de broers uit het eerste huwelijk van hun vader: Mechteld die na drie huwelijken kinderloos was, en Maria die gehuwd was met hertog Willem II van Gulik (1361-1393) en aanspraak maakte ten gunste van hun toen achtjarige zoon Willem III. Dit leidde tot de eerste Gelderse successieoorlog.[7] Deze strijd werd gewonnen door Maria van Gelre, die haar zoon Willem als Gelre'se troonopvolger aanwees.