Later legde hij zich hoofdzakelijk op compositie toe. Zijn stijl evolueerde via expressionisme en serialisme naar een vrij-atonale schriftuur met onmiskenbare voorkeur voor het lyrische aspect van de muziektaal.
Na te zijn begonnen met componeren in een klassieke normale toon, evolueerde hij naar een expressionistische en zelfs seriële schrijfwijze en een atonale ongebondenheid.
Zijn oeuvre behelst een 80-tal nummers.
Vocale muziek:
Preludio e Narrazione voor sopraan en symfonisch orkest, 1983
Three Shakespeare poems, voor koor,
Melope voor mezzo sopraan en strijkkwartet of fluit, 1994
Orkestwerken:
Muziek voor strijkers, 1945-1950.
Elegie voor symfonisch orkest, 1966.
Varazioni, voor kamerorkest, 1974.
Cantilena voor symfonisch orkest, 1980.
Symfonia, voor slagwerk en symfonisch orkest, 1983.
Synfonia, 1989-1990.
Kamermuziek:
Quartetto, voor fluit, 1987.
Quartetto d'Archivoor strijkkwartet, 1995.
Quintetto, voor hobo en strijkkwartet, 1996.
Kareol voor Engelse hoorn en piano, 1997.
Elegie pour un faon, voor altfluit en strijkkwartet, 2001.