Everwijn Wassenbergh
Wassenbergh (Coll. Museum Martena)
Algemene informatie
Volledige naam Everwinus Wassenbergh
Geboren 25 september 1742
Geboorteplaats Lekkum
Overleden 3 december 1826
Overlijdensplaats Franeker
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep classicus, neerlandicus
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Everwinus (Everwijn) Wassenbergh (Lekkum, 25 september 1742 - Franeker, 3 december 1826) was een Nederlandse classicus en neerlandicus. Na een kort professoraat in de klassieke talen aan het Athenaeum in Deventer was hij vanaf 1771 hoogleraar Grieks aan de Universiteit van Franeker, waar hij vanaf 1797 ook Nederlands doceerde. Daarmee werd hij de eerste hoogleraar Nederlands ooit.

Levensloop

[bewerken | brontekst bewerken]

Wassenbergh werd geboren als zoon van ds. Abraham Wassenbergh (predikant te Lekkum en Miedum) en Clarissa Maria Langenhert. Naast zijn ouders heeft ook zijn rector van de Latijnse school in Leeuwarden, Henricus Johannes Arntzenius, een belangrijke invloed op zijn voorliefde voor de Griekse en Latijnse letterkunde gehad.

Opleiding te Franeker en Leiden

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1761 studeerde hij in Franeker bij de geleerden Schrader en Valckenaer en in 1767 volgde hij laatstgenoemde professor naar Leiden teneinde daar zijn studie te vervolgen. Vanuit zijn Leidse tijd stamt het contact met de jurist en classicus Laurens van Santen (1746-1798), de latere curator die de benoeming van Siegenbeek heeft bewerkstelligd. Een andere jeugdvriend is de Amsterdamse classicus en Neolatijnse dichter Jeronimo de Bosch (1740-1811). De Bosch werd in 1798 curator van de Leidse universiteit en zorgde er in 1799 voor dat Siegenbeek werd bevorderd tot gewoon hoogleraar.

Hoogleraarschap te Deventer

[bewerken | brontekst bewerken]

Wassenberghs contacten met Leiden dateren dus uit de tweede helft van 1760, toen hij een aantal maanden in Leiden studeerde voordat hij tot hoogleraar aan het Athenaeum in Deventer werd benoemd in 1768. Hij bleef in Deventer tot 1771.

Hoogleraarschap te Franeker

[bewerken | brontekst bewerken]

Van 1771 tot zijn overlijden in 1826 was hij verbonden aan de Franeker universiteit, alwaar hij enkele jaren rector-magnificus was, en vanaf 1797 ook Nederlands doceerde. Onder zijn studenten bevonden zich onder meer Bosscha, Van Ommeren en Camper. De taalkundige werken die Wassenbergh schreef, betroffen niet alleen de talen waarin hij vaak schreef (het Latijn en Nederduitsch), of de talen waarin en/of waarover hij college gaf, namelijk het Grieks en later ook Nederduitsch, maar zeker ook het Fries. Hij staat dan ook bekend als de man van de 'Wassenberghse Renaissance'. In 1774 kwam de Verhandeling over de eigennamen der Friesen: met ses bijlagen daar toe betrekkelijk en eene toelage van friesche spreekwoorden uit. Er is een handschrift van Wassenbergh overgeleverd met de titel Bijdrage tot een Idioticon Frisicum, of verzameling van woorden en spreekwijzen, den Friezen in het bijzonder eigen (ca. 1780). Veel van zijn taalkundige werken stammen uit de tijd dat hij aan de Franeker universiteit doceerde.

Leeropdracht voor Nederlands

[bewerken | brontekst bewerken]
Franeker promotiebul (1810), ondertekend door Wassenbergh

Wassenbergh richtte zich op 27 februari 1790 tot curatoren van de Franeker universiteit, met het verzoek om een college in de Nederlandse taal- en letterkunde te geven. Hij vond namelijk dat de ‘beschaafde kennis onser moederspraake’ onder de studenten te wensen overliet. De curatoren reageerden positief op dit verzoek en vonden het een goed idee om de jonge studenten kennis te laten nemen van hun eigen moedertaal.

Tijdens de Bataafse Republiek had de Nederlandse taal een belangrijke plaats gekregen aan de Friese universiteit. Maar pas in 1797, met het decreet ‘tot herstel der Academie’ van 9 juni, werd de leeropdracht van Wassenbergh uitgebreid met Nederlandse taalkunde. Hij was daarmee de eerste hoogleraar die officieel Nederlands doceerde. Er zijn een heel aantal colleges en dictaten van Wassenbergh in deze functie overgeleverd.

Privéleven

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 25 oktober 1772 huwde de Franeker hoogleraar met de Amsterdamse Maria Ratelband. Op 30 juli 1774 werd hun zoon Hieronymus geboren (de latere rector Latijnse school Lochem, Franeker) en op 13 augustus 1785 hun dochter Clarissa Maria. De geleerde overleed in 1826 te Franeker, nadat zijn vrouw Maria, in 1809, zijn schoondochter Anna Henrica Wilhelmina Viëtor en zijn zoon Hieronymus, en zijn dochter eerder reeds waren heengegaan. De professor en zijn vrouw, zijn dochter en andere familie zijn in Lekkum op het kerkhof begraven, naast zijn vader, ds. Abraham Wassenbergh en naast de pastorie "De Weeme", hun oude huis.

Betekenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Wassenbergh is meer dan veertig jaar lid geweest van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De taalgeleerde is door zijn colleges, oraties en geschriften van grote betekenis geweest voor het Nederlands en voor de continuering van de hernieuwde belangstelling voor het Grieks (hij volgde hierin de Franeker classici L. Bos en T. Hemsterhuis). Hij behoorde tot de Schola Hemsterhusiana, de groep classici die naar vernieuwingen in de studie van Griekse taal en cultuur heeft gestreefd. De Franeker geleerde wordt geroemd vanwege zijn interesse voor de Friese taal en cultuur.

Beschermer van de Friese Taal en Cultuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Prof. Everwinus Wassenbergh wordt gezien als beschermer van de Friese taal en cultuur. Reeds in 1790 zou hij als zodanig met de plannen zijn gekomen die hebben geleid tot de oprichting van het latere Prov. Fries Genootschap (in 1827). De taalgeleerde heeft veel bijgedragen tot een grotere waardering voor het Fries door aan deze taal diverse bijdragen, oraties en publicaties te wijden en ook door zijn studies met betrekking tot de grote Friese dichter Gysbert Japiks (1606-1666).

Werken

[bewerken | brontekst bewerken]

Dictaten

[bewerken | brontekst bewerken]

De dictaten die van Wassenbergh zijn overgeleverd, hebben betrekking op letterkunde, taalkunde en taalbeheersing welke op de universiteit afwisselend werden behandeld in de periode 1797-1826. Voor letterkunde behandelde Wassenbergh onder andere Nederlandse dichtstukken, waaraan hij dicht- en taalkundige aanmerkingen toevoegde.

De taalkunde werd behandeld aan de hand van de in die tijd moderne Beknopte Nederduitsche Spraakkunst (1793) van de Groningse predikant-grammaticus Lambertus van Bolhuis (1741-1826). Het is een praktische en normatieve schrijftaalgrammatica van ongeveer 100 bladzijden, met een bijna klassieke opbouw: letters, klanken, woordsoorten en geen zinsleer of syntaxis. Er wordt in het begin van het boekje veel ingegaan op de betekenis, en in het laatste gedeelte op de spelling en interpunctie als onderdelen van het schrijven.

Voor de taalbeheersing sloot Wassenbergh zich aan bij de Welsprekendheid. Hoewel sommigen talent hebben voor welsprekendheid, kan deze ook door vlijt en oefening bereikt worden. De beste leer over de uiterlijke welsprekendheid was volgens Wassenbergh die van de Amsterdamse hoogleraar Petrus Francius (1645-1704), al maakte hij wel op enige punten voorbehoud.

Theologische dictaten

[bewerken | brontekst bewerken]

Redevoeringen en Oraties

[bewerken | brontekst bewerken]

Lezingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Noodzakelijke Verdedigingen en Antwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]

Dissertaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Gedichten en (Feest-)zangen

[bewerken | brontekst bewerken]

Wassenbergh heeft veel gedichten nagelaten, vooral in het Latijn, maar ook in het Fries en het Nederduits:

Grafdichten en Lijkzangen

[bewerken | brontekst bewerken]

Toneel

[bewerken | brontekst bewerken]

Verhandelingen, Verklaringen, Aanmerkingen, Bijdragen en dergelijke publicaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Vaderlandse Historiën

[bewerken | brontekst bewerken]

Vertalingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Parafraseringen en Verklaringen bij het Grieks

[bewerken | brontekst bewerken]

Bezorging van uitgaven andere taalgeleerden

[bewerken | brontekst bewerken]

Brieven

[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Lidmaatschappen en onderscheidingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Wassenbergh was niet alleen zeer lang lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, maar werd ook benoemd tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Voor zijn wetenschappelijke verdiensten benoemde de Koning hem tot Lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut (de latere K.N.A.W.) en onderscheidde deze hem met het ereteken van Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Buiten de literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]
Portret van Wassenbergh (links) en Bosscha

Everwinus Wassenbergh Penning

[bewerken | brontekst bewerken]

Naar Everwinus Wassenbergh is de Penning vernoemd die het online tijdschrift Neerlandistiek.nl elk jaar uitreikt aan een vooraanstaand neerlandicus.

[bewerken | brontekst bewerken]

Noten

[bewerken | brontekst bewerken]