Doxing is het publiceren van persoonsgegevens van een individu of organisatie, doorgaans op het internet.

Doxing heeft een negatieve lading omdat het veelal een wraakoefening is door middel van schending van de privacy. Daarnaast kan het gaan om intimidatie, chantage en online shaming, maar ook om activisme zoals klokkenluiden en het helpen met de opsporing van verdachten. In het ernstigste geval probeert men een heksenjacht te provoceren. Informatie over een persoon wordt gewonnen uit onder meer publiek beschikbare databanken, sociale media, hacking en social engineering.

Oorsprong van het woord

Het woord "doxing" is een neologisme. Het is afgeleid van een alternatieve spelling van het Engelse woord "docs" (een afkorting van "documents", "documenten") en verwijst zo naar het documenteren van persoonlijke informatie over iemand. Doxing is dan een samenvoeging van de Engelse woorden 'dropping dox', wat zoveel betekent als 'documenten publiceren'.

Bekende gevallen

België

Nederland

Oekraïne

Verenigde Staten

Regulering

Doxing is in sommige landen strafbaar. Zo werd in Frankrijk in augustus 2021 de bestaande Wet ter versterking van de republikeinse principes uitgebreid met het zogenoemde Samuel Paty-amendement dat doxing bestraft met maximaal 5 jaar gevangenis en 75.000 euro boete.[7] In België diende PS-parlementslid Laurence Zanchetta op 6 oktober 2021 een wetsvoorstel in dezelfde richting in.[8]

Nederland

In Nederland trad op 1 januari 2024 de wet Strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden in werking, die een nieuw artikel 285d toevoegt aan het Wetboek van Strafrecht:[9][10][11][12]

  1. Degene die zich persoonsgegevens van een ander of een derde verschaft, deze gegevens verspreidt of anderszins ter beschikking stelt met het oogmerk om die ander vrees aan te jagen dan wel aan te laten jagen, ernstige overlast aan te doen dan wel aan te laten doen of hem in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te hinderen dan wel ernstig te laten hinderen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
  2. Indien het feit, omschreven in het eerste lid, wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van Minister, Staatssecretaris, commissaris van de Koning, gedeputeerde, burgemeester, wethouder, lid van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, rechterlijk ambtenaar, advocaat, journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring, ambtenaar van politie of buitengewoon opsporingsambtenaar wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.