Onder een diergeneesmiddel wordt verstaan alle producten met een diergeneeskundige claim en/of substantie(s) bedoeld om fysiologische functies te verbeteren door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect op het dierlijk lichaam. Voordat een diergeneesmiddel op de markt kan worden gebracht, moet het worden geregistreerd. Registratie van diergeneesmiddelen is op basis van Europese regelgeving[1] geharmoniseerd. Dat houdt in dat in alle lidstaten van de Europese Unie (EU) dezelfde regels gelden ten aanzien van de beoordeling van diergeneesmiddelen alvorens deze worden geregistreerd en op de markt mogen worden gebracht.

Om een registratie te krijgen levert de producent van het diergeneesmiddel een dossier in bij de bevoegde autoriteit met gegevens over het diergeneesmiddel betreffende:

Registratie kan op drie verschillende niveaus plaatsvinden:

Naast het vereiste van een voorafgaande goedkeuring voordat een diergeneesmiddel op de markt mag worden gebracht (de registratie), regelt de wetgeving ook de distributie van diergeneesmiddelen. Er bestaat een zogenaamde kanalisatieregeling, die bepaalt of een diergeneesmiddel aan eindgebruikers op basis van een diergeneeskundig voorschrift (recept) van de dierenarts moet worden verstrekt en of aflevering dient plaats te vinden door de dierenarts of openbare apotheker, of ook door een houder van een afleververgunning in het vrije verkoopkanaal mag worden verkocht.

De wet kent 4 soorten kanalisatieregimes:

Als in Nederland geen toegelaten diergeneesmiddel voor de diersoort en aandoening beschikbaar is, mag een dierenarts gebruik maken van de cascade-artikelen (8A.1 en 8A.2 van het Besluit Diergeneesmiddelen). Dit mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden wanneer er sprake is van diergeneeskundige noodzaak.

Het CBG registreert de mogelijke bijwerkingen van diergeneesmiddelen.[2]

Zie ook