Carpinus
Carpinus
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Fabiden
Orde:Fagales
Familie:Betulaceae (Berkenfamilie)
geslacht
Carpinus
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Carpinus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Carpinus is een geslacht van betrekkelijk kleine bomen uit de berkenfamilie (Betulaceae). Sommige botanici geven er de voorkeur aan om het geslacht samen met Corylus en Ostrya in de afzonderlijke hazelaarfamilie (Corylaceae) onder te brengen. Zelden ook in de familie Carpinaceae.

Beschrijving

De bomen zijn bladverliezend. De bladeren zijn afwisselend geplaatst, hebben een getande rand, en zijn 3–10 cm lang. De bloemen zijn door de wind bestoven katjes, die in het voorjaar verschijnen. De mannelijke en vrouwelijke bloemen komen aan verschillende katjes voor, maar wel aan eenzelfde boom.

De vruchten hebben de vorm van een klein nootje van 3–6 mm lang. De asymmetrische vorm van de zaadjes zorgt voor een ronddraaiend effect wanneer ze vallen. Dit zorgt bij wind voor een grotere verspreiding. De vorm van de vleugeltjes is belangrijk bij de identificatie.

Verspreiding

De dertig tot veertig soorten zijn verspreid over de gematigde zones van het noordelijk halfrond. De meeste soorten komen voor in Oost-Azië, vooral in China. Slechts twee soorten zijn inheems in Europa, en een in Noord-Amerika.

Ecologie

Ze worden gebruikt als voedselplant door de larven van verschillende insecten, waaronder de larven van een aantal Lepidoptera-soorten zoals de novemberspanner (Epirrita autumnata), kleine zomervlinder (Hemithea aestivaria), gepluimde spanner (Colotois pennaria), schijn-piramidevlinder (Amphipyra berbera) en kleine wintervlinder (Operophtera brumata) en de bladmineerders Coleophora currucipennella en Coleophora ostryae, waargenomen op de Europese haagbeuk).

Soorten

Carpinus laxiflora
Carpinus tschonoskii

Gebruik

Het hout van de haagbeuk is erg hard, maar wordt niet veel gebruikt omdat het moeilijk te bewerken is. Het wordt wel gebruikt voor handvatten van gereedschap en andere toepassingen waar een taaie, harde houtsoort vereist is, zoals bij de staven in de schijflopen van windmolens.

De Engelse naam voor dit geslacht, "hornbeam", is afgeleid van de hardheid van het hout, via horn = hoorn en het Oudengelse beam = boom.

Zie de categorie Carpinus van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.