Calkoen (ook: Van Beeck Calkoen) is een Amsterdamse regentenfamilie uit de 17e en 18e eeuw. De Calkoens waren allen lakenververs of kooplieden, zowel op de Levant als op Oost-Indië,[1] maar oefenden ook bestuurlijke functies uit. Ze bleven tot ongeveer 1765 in lakenstoffen handelen. De Calkoens behoren tot de Nederlandse adel en het patriciaat.

Geschiedenis

De families Calkoen en van Beeck Calkoen stammen af van Jan Willemsz. van Dort(h) (ca. 1575-1624).[2] Hij was afkomstig uit het graafschap Zutphen.[3] Jan Willemsz. trouwde te Kleef met de in Deventer geboren Alida Temminck (-1651). Jan Willemsz kwam met een stiefzoon uit het eerste huwelijk van zijn vrouw rond 1600 naar Amsterdam en vestigde zich daar als lakenkoper. Zijn manufactuur lag in de Barber(en)straat, in een pand genaamd De Blauwe Calkoen. Van de huisnaam met een kalkoen in de gevel is de familienaam afgeleid. Het bedrijf was vermoedelijk een voormalig klooster dat bij de Alteratie van Amsterdam in handen van de stad was gekomen en ter beschikking gesteld om de werkgelegenheid te verbeteren.[4]

Jan Willemszoon van Dort(h) werd op 24 mei 1603 tot poorter van de stad Amsterdam ingeschreven onder de naam Jan Willemszoon Calkoen. Hij stierf te Amsterdam 18 sept. 1624. Uit zijn huwelijk met Alida Temminck zes kinderen: Arent (1602-1660), een lakenverver; Willem (1604-1667), een goudsmid; Elisabeth, die trouwde met een goudsmit; Engelbert (1609-1669), een bierbrouwer; de lakenverver Claes (1612-1687)[5], en Isaac (1617-1672) een wijnverlater. Vanwege het feit dat van hun dopen geen registratie is gevonden, een aantal huwelijken plaatsvond voor het gerecht en Aeltje en Aswerus, twee kleinkinderen, zich op volwassen leeftijd lieten dopen in de gereformeerde kerk[6] lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de familie aanvankelijk doopsgezind was.

Afbeeldingen

Familierelaties

Jan Willemsz. Calkoen (†1624)[7]