Arthur Verhaegen
Algemeen
Volledige naam Arthur Théodore Verhaegen
Geboren Brussel, 31 augustus 1847
Overleden Elsene, 5 september 1917
Kieskring Gent
Land Vlag van België België
Functie Politicus
Glazenier
Architect
Partij Kath. Partij
Functies
1883 - 1892 Gemeenteraadslid Merelbeke
1891 - 1900 Provincieraadslid Oost-Vlaanderen
1892 - 1900 Gedeputeerde Oost-Vlaanderen
1900 - 1917 Volksvertegenwoordiger
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Kunst & Cultuur

Arthur Théodore Verhaegen (Brussel, 31 augustus 1847 - Elsene, 5 september 1917) was een Belgische architect en politicus voor de Federatie van Katholieke Kringen en Conservatieve Verenigingen, de Katholieke Partij.

Levensloop

[bewerken | brontekst bewerken]
Wapen van Verhaegen
Wapen van baron Verhaegen

Verhaegen was

Arthur Verhaegen volgde de humaniora aan het Brusselse jezuïetencollege Saint-Michel (tot ongenoegen van zijn grootvader) en behaalde aan de Rijksuniversiteit Gent het diploma van ingenieur Bruggen en Wegen. In 1870 werd hij benoemd tot onderingenieur in overheidsdienst in Charleroi.

In mei 1872 trouwde Arthur Verhaegen met Claire Lammens, de jongste dochter van de Gentse senator Jules Lammens. Ze hadden tien kinderen:

Architect en glazenier

[bewerken | brontekst bewerken]
Raam in Ronse van Atelier Verhaegen (1892)

Verhaegen kwam zich na zijn huwelijk in Gent vestigen als architect en glazenier en engageerde zich in de Sint-Lucasbeweging rond baron Jean-Baptiste Charles Bethune, de promotor van de neogotiek in België. Van 1875 tot 1895 zette hij het glazeniersatelier van Bethune voort. Nadien werd het overgenomen door Joseph Casier (1852-1925), die het tot aan zijn dood verder zette.

Hij verwierf faam als mede-ontwerper van het Groot Begijnhof in Sint-Amandsberg, de abdij Affligem, de gebouwen van het Werk der Vlamingen in Parijs, de kapel voor de Dames van de Eeuwigdurende Aanbidding in Rome, de neogotische vleugel van het kasteel Verhaegen in Watermaal-Bosvoorde en in Merelbeke. Andere belangrijke realisaties waren de restauraties van de kapittelkerk in Nijvel en Zinnik en van het Geeraard de Duivelsteen in Gent en zijn medewerking aan de restauratie van het Gravensteen.

Verder was hij erelid van de Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef en achtereenvolgens in 1874 lid, in 1884 secretaris en in 1907 voorzitter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas. Tevens was hij actief in het Sint-Vincentius a Paulogenootschap, waar hij van 1881 tot 1900 voorzitter van de Centrale Raad in Gent was.

Politiek

[bewerken | brontekst bewerken]

Aanvankelijk was hij een fervent aanhanger van het ultramontanisme, zoals in 1878 bleek in zijn ophefmakende brochure Catholique et politique. Ook toonde hij zich erg combattief in de schoolstrijd van 1878-1884. Hij evolueerde later naar de christendemocratie en werd van 1883 tot 1892 gemeenteraadslid van Merelbeke (1883-1892) en vervolgens van 1891 tot 1900 provincieraadslid en van 1892 tot 1900 gedeputeerde in Oost-Vlaanderen. Daarna was hij van 1900 tot aan zijn dood in 1917 lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor de Katholieke Partij in het arrondissement Gent. In 1896 werd hij nationaal voorzitter van de Belgische Volksbond - Ligue démocratique belge.

Tijdens zijn leven al werd hij vooral met het sociaal-katholicisme en de christelijke arbeidersbeweging geïdentificeerd, wat nog versterkt werd door de publicatie van zijn memoires Vingt-cing années d'action sociale in 1911. Verhaegen engageerde zich in de maatschappelijke werken, zoals de Gentse Antisocialistische Werkliedenbond, een stedelijke federatie van katholieke volkswerken, waaronder de antisocialistische vakverenigingen en de arbeiderskrant Het Volk, die Verhaegen in 1891 oprichtte.[1]

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij, vanwege verzetsactiviteiten, door de Duitsers veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf in een Duitse gevangenis en overleed kort na zijn vervroegde vrijlating in 1917.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen meerdere leden van de familie als politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen terecht, met dramatische gevolgen. Marguerite Verhaegen overleed in het concentratiekamp van Ravensbrück, haar echtgenoot Augustin Mélot in dat van Neuengamme. Ook het echtpaar Jean en Simonne Verhaegen-Piers de Raveschoot en hun zonen Pierre en Paul werden aangehouden wegens hun verzetsactiviteiten. Jean Verhaegen en zoon Pierre belandden in concentratiekampen. Jean Verhaegen overleed in Schandelah, een petroleumraffinaderij, afhankelijk van Neuengamme. Pierre, in hetzelfde kamp opgesloten, overleefde het. Een andere zoon, Freddy Verhaegen, onderofficier bij de Brigade Piron, sneuvelde in Nederland in september 1944.

Belgische adel

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1886 werd Verhaegen in de Belgische erfelijke adel opgenomen en vlak voor zijn dood werd hem bij Koninklijk Besluit van 5 september 1917 een baronstitel toegekend, overdraagbaar bij eerstgeboorte. Dit was, in oorlogstijd, een zeer uitzonderlijke promotie, die in 1919 op de naam van zijn vrouw met open brieven werd bevestigd. Hij was ook doctor honoris causa (1884) van de Katholieke Universiteit Leuven.

Publicaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Arthur Verhaegen van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.