De waterleidingduinen

De Amsterdamsche Duinwater-Maatschappij was een waterleidingbedrijf dat de drinkwatervoorziening in Amsterdam verzorgde. Het bedrijf bestond van 1851 tot 1896 en was het eerste waterleidingbedrijf in Nederland. De Amsterdamsche Duinwater-Maatschappij was de voorloper van Gemeentewaterleidingen Amsterdam, het latere Waternet.

Geschiedenis

In steden zoals Amsterdam werd vanouds het drinkwater uit grachten en sloten gehaald. Dit water raakte vanaf de 16e eeuw echter steeds zwaarder vervuild, omdat in de groeiende stad ook de riolering erop uitkwam. Daarom moest men zijn toevlucht nemen tot de opvang van regenwater en de aanvoer van water uit de Vecht. Vanaf de 16e eeuw kwamen er regenbakken bij de kerken en huizen en verschenen er waterleggers in de grachten waar men ongefiltreerd drinkwater uit de Vecht (bij Weesp) kon kopen. Vechtwater smaakte ongekookt nogal grondig. De min gegoeden inwoners dronken vooral ingezameld regenwater dat echter vaak met loodoxide (van de dakgoten) vergiftigd was. Er zijn ook enkele pogingen geweest, onder andere op de binnenplaats van het Oude Mannen en Vrouwenhuis en op de Nieuwmarkt om diep onder de grond putten te boren. Deze putten raakten echter snel besmet met brak water of men boorde tevergeefs.

In 1786 werd onder supervisie van het gemeentebestuur de Versch Water Societeit opgericht, een vereniging van waterschippers die vergunning kregen om het in de Vecht opgehaalde water in Amsterdam aan de man te brengen. Rond 1840 kwamen per jaar 2200 waterschuiten met Vechtwater de stad binnen. Genoeg voor 1 kan (0,66 liter) per inwoner per dag, als men zich dat drinkwater tenminste kon veroorloven. Vooral in de winter, bij strenge vorst, stegen de prijzen flink. De IJsbreker moest er dan aan te pas komen om de Weespertrekvaart naar de Vecht met veel moeite open te houden voor de waterschuiten.

Ondanks deze voorziening braken er regelmatig epidemieën uit van cholera en tyfus. Men ontdekte dat deze ziekten voortkwamen uit het drinken van besmet water. Zo ontstonden er plannen om een drinkwaternet aan te leggen. De eerste plannen omstreeks 1840 voorzagen in een leiding van uitgeholde boomstammen vanuit de Brouwerskolk te Bloemendaal. Dit was een waterloop die vers duinwater ontving, dat onder meer voor het bierbrouwen werd gebruikt.

Na de cholera-epidemie van 1848 kwam het project in een stroomversnelling. Een door Jacob van Lennep gestimuleerde geldinzamelingscampagne bracht niet het gewenste resultaat. In Londen had men echter al ervaring met een waterleidingbedrijf en met behulp van Engelse geldschieters kon men in 1851 toch de maatschappij oprichten; Jacob van Lennep werd de eerste voorzitter. Aldus kon men een aanvang met de werkzaamheden maken en kwam er een pompstation bij Vogelenzang waar water uit de duinen werd opgepompt en door gietijzeren leidingen naar de Willemspoort (Haarlemmerpoort) te Amsterdam werd geleid, waar men het water aanvankelijk voor een cent per emmer verkocht. De werken waren gereed in 1853. Het wingebied werd herhaaldelijk uitgebreid en zou uitgroeien tot de Amsterdamse Waterleidingduinen.[1]

Vervolgens werd een waterleidingnet uitgebouwd. Slechts de rijkere inwoners van Amsterdam konden zich een aansluiting op dit net veroorloven. Aldus nam ook het watergebruik toe. In 1865 werd het waterwingebied uitgebreid, en bij de cholera-epidemie van 1866 vielen in Amsterdam zeer beduidend minder slachtoffers. Er waren toen 8505 particuliere aansluitingen en 56 tappunten. Vanwege verdere toename van het gebruik werd in 1877 een tweede pijpleiding vanuit de duinen aangelegd.

Overgang naar overheidsbedrijf

Problemen waren onder meer de te hoge tarieven en de soms stagnerende watertoevoer. In 1888 werd een waterleiding vanuit de Vecht aangelegd, met een zuiveringsstation te Weesperkarspel. Dit werd echter ongeschikt verklaard voor drinkwater en mocht enkel voor reinigingsdoeleinden worden gebruikt. Er moesten gescheiden waterleidingnetten komen. Pas omstreeks 1930 was de zuivering van het Vechtwater zover verbeterd dat de leidingnetten konden worden samengevoegd. Aangezien de inwoners weinig Vechtwater afnamen kwam de Maatschappij in financiële moeilijkheden. In 1896 werd ze door de gemeente Amsterdam overgenomen. Sindsdien heette het bedrijf Gemeentewaterleidingen. In 1900 werd door dit gemeentelijk bedrijf een nieuw pompstation aan de Haarlemmerweg in werking gesteld.

Transportleiding

De gietijzeren transportleiding, door de Maatschappij in 1853 aangelegd van Vogelenzang naar Amsterdam, bleef in gebruik tot november 2017. Wel zijn er in de loop der jaren nog twee transportleidingen naast gelegd. In 2018 wordt de oudste waterleiding van Nederland vervangen door een nieuwe van nodulair gietijzer.[2]